Remvertraging parkeerrem

Artikel 5.2.39

Actuele regelgeving

  1. 1.

    Personenauto’s moeten zijn voorzien van een parkeerrem die op ten minste twee wielen werkt.
    Wijze van keuren
    Terwijl twee wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt de parkeerrem vast aangetrokken en met behulp van de vergrendeling in deze stand gehouden, waarna gecontroleerd wordt of elk van beide wielen wordt geremd. Bij gebruik van een remtestinrichting wordt gelijktijdig hierop gecontroleerd.
  2. 2.

    De remvertraging van de parkeerrem van personenauto's in gebruik genomen na 31 december 2017, moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg, uitgaande van een aanvangssnelheid van 15 km/h, ten minste 1,6 m/s2 bedragen. Hierbij is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, hoofdstuk 1, titel 7, afdeling 2, van toepassing. De parkeerrem moet ook in achterwaartse richting functioneren.
    Wijze van keuren
    in geval van een elektrisch bediende parkeerrem, waarbij de remvertraging niet bepaald kan worden op een remtestinrichting, wordt hieraan geacht te zijn voldaan, indien de parkeerrem wordt bediend en de wielen blokkeren terwijl deze zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden.
    Aanvullende permanente eisen

    Hoofdstuk 1. Voertuigeisen Titel 7. Reminrichting

    Afdeling 2. Remvertraging personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en aanhangwagens

    § 1.Wijze van bepaling van remvertraging
    Artikel 57 Wijze van bepaling remvertraging personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en aanhangwagens
    1. De controle van de remvertraging van personenauto's, bedrijfsauto’s, bussen en aanhangwagens vindt plaats door middel van een beproeving op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter dan wel door middel van een beproeving van het voertuig op een platenremtestbank of een rollenremtestbank.
    2. Bij het gebruik van de meetmiddelen, genoemd in het eerste lid, wordt de pedaalkracht alleen in geval van twijfel gemeten met een pedaalkrachtmeter.
    3. Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsbewijs moet, in afwijking van het eerste lid, bij voertuigen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg de controle van de remvertraging plaatsvinden door middel van de in paragraaf 3 van deze afdeling omschreven beproeving van het voertuig op een platenremtestbank of door middel van de in paragraaf 2.1 van deze afdeling omschreven beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank.
    4. Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsbewijs moet, in afwijking van het eerste lid, bij voertuigen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg alsmede bij aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg de controle van de remvertraging plaatsvinden door middel van de in paragraaf 2.1, respectievelijk paragraaf 2.2 van deze afdeling omschreven beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank.
    5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op voertuigen waarbij het om technische redenen niet mogelijk is het voertuig op een rollenremtestbank of platenremtestbank te remmen. Hieronder worden onder andere verstaan:
      1. voertuigen die breder zijn dan 2,60 m;
      2. voertuigen met een zodanig kleine wieldiameter dat beproeving niet mogelijk is;
      3. voertuigen die zijn voorzien van een permanente, niet automatische of met de hand uitschakelbare aandrijving op meer dan één as;
      4. aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg met één of meerdere achter elkaar gelegen aslijnen en waarbij één of meerdere aslijnen bestaan uit twee in elkaars verlengde gelegen enkele assen.
    Artikel 58 Pedaal- en remkrachten

    De bij de vaststelling van de remvertraging uitgeoefende pedaalkrachten en remkrachten worden uitgedrukt in Newton (N).

    § 2.Rollenremtestbank § 2.1. Voertuigen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg

    Artikel 59 Bepalen van de remvertraging
    1. Voor het bepalen van de remvertraging:
      1. moeten per as de maximale remkrachten aan de wielen met, indien vereist, de bijbehorende pedaalkrachten worden vastgesteld;
      2. moeten de remkrachten van de voorste as en de achterste as of het achterste asstel bij elkaar worden opgeteld en vervolgens worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet gerekend worden met de in het kentekenregister vermelde massa ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg. De uitkomst wordt met een factor 10 vermenigvuldigd en het resultaat wordt gelezen als procenten ' relatieve beremming';
      3. moet met behulp van de gevonden waarden 'relatieve beremming' en ' pedaalkracht op de voorste as', aan de hand van de bij dit artikel behorende tabel 2 worden beoordeeld of de remwerking voldoende is;
      4. moet indien de gevonden waarden niet leiden tot een directe beslissing, een remproef op de weg plaatsvinden.
    2. Bij de beoordeling van het eerste lid, onderdeel d, wordt gebruik gemaakt van een geschikte remvertragingsmeter, indien deze aanwezig is. De remvertraging met de bijbehorende pedaalkracht wordt beoordeeld even voor het moment van blokkeren van één of meer wielen van het voertuig.
    3. Voertuigen in gebruik genomen vóór 01 juli 1967, waarop tabel 2 niet van toepassing is, moeten voldoen aan de voor het betrokken voertuig bepaalde remvertraging.
    Tabel 2, remtest op een rollenremtestbank
    Artikel 60 Bepalen van de remkrachten bedrijfsrem
    1. Voor het bepalen van de maximale remkrachten, bedoeld in artikel 59, onderdeel a, is het volgende van toepassing:
      1. de pedaalkracht die bij de voorste as wordt gebruikt, hoeft niet dezelfde te zijn als die van de achterste as of het achterste asstel;
      2. bij de remtest wordt het rempedaal langzaam ingetrapt en op het moment van aflezen vastgehouden;
      3. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:
        1. in een personenauto in gebruik genomen na 30 juni 1967, een pedaalkracht van 500 N wordt uitgeoefend;
        2. in een bedrijfsauto of bus in gebruik genomen na 30 juni 1967, een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend;
        3. één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of
        4. de rollenremtestbank afslaat.
    2. Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen tussen twee waarden schommelen, worden per wiel de minimale en maximale remkracht gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als de remkracht voor dat wiel.
    Artikel 61 Beoordeling verschil in remkrachten bedrijfsrem

    Het verschil in remkrachten tussen de wielen op één as mag niet meer bedragen dan 30% van de hoogst gemeten remkracht (bovenwaarde), waarbij de wielen niet blokkeren.

    Artikel 63 Bepalen remvertraging parkeerrem

    Voor het bepalen van de remvertraging van de parkeerrem moet de bij de remproef behaalde remkrachten aan de wielen worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet hiervoor gerekend worden met de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.

    § 2.2. Voertuig met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, met uitzondering van een aanhangwagen met elektrisch bekrachtigde remmen
    Artikel 64 Gebruik van de rollenremtestbank
    1. De beproeving wordt uitgevoerd volgens de procedure zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing van de rollenremtestbank.
    2. Het resultaat van de rembeproeving wordt op een printuitdraai van de rollenremtestbank gepresenteerd en aan de hand van de gepresenteerde gegevens wordt bepaald of het voertuig voldoet aan de wettelijke remvertraging.
    3. Indien de beproeving niet kan worden uitgevoerd volgens de procedure zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing van de rollenremtestbank, wordt de remvertraging bepaald door:
      1. per as de maximale remkrachten vast te stellen, en
      2. de totale remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, geldt voor een personenauto of bedrijfsauto de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg en voor een aanhangwagen de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig of, anders dan bij de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport, de gemeten massa van de aanhangwagen of de last onder de assen van de oplegger.
    Artikel 65 Extrapolatiedruk bedrijfsauto, bus en aanhangwagen bedrijfsrem
    1. De extrapolatiedruk bij bedrijfsauto’s en bussen wordt gesteld op 7,0 bar, tenzij uit documentatie van de voertuigfabrikant of de gegevens op de ALR/ABS-EBS plaat wordt aangetoond dat deze druk hoger is. De extrapolatiedruk voor die as is dan gelijk aan deze hogere druk.
    2. De extrapolatiedruk van aanhangwagens die in gebruik zijn genomen voor 1 januari 2012 wordt gesteld op 6,5 bar. De extrapolatiedruk van aanhangwagens die in gebruik zijn genomen na 31 december 2011 wordt gesteld op 7,0 bar. Indien het een aanhangwagen betreft met een éénleidingremsysteem, wordt de extrapolatiedruk gesteld op 4,5 bar.
    Artikel 66 Bepaling remkrachten bedrijfsrem

    Bij de vaststelling van de maximale remkrachten moet het volgende in acht worden genomen:

    1. de pedaalkracht respectievelijk de remdruk hoeft niet bij alle assen gelijk te zijn;
    2. bij de remtest moet het rempedaal langzaam worden ingetrapt en kort voor het bereiken van de blokkeergrens enige tijd worden vastgehouden, de aanwijzingen van de remtestinrichting moeten worden opgevolgd;
    3. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:
      1. een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend, dan wel de maximale remcilinderdruk wordt bereikt;
      2. één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of
      3. de rollenremtestbank afslaat.
    Artikel 67 Beoordeling verschil in remkrachten bedrijfsrem

    Bij de beoordeling van het verschil in remkrachten op een rollenremtestbank mag het verschil in remkrachten tussen de wielen op één as niet meer bedragen dan 30% van de hoogst gemeten remkracht (bovenwaarde), waarbij de wielen niet blokkeren.

    Artikel 68 Bepalen remvertraging parkeerrem

    Voor het bepalen van de remvertraging van de parkeerrem moet de bij de remproef behaalde remkrachten aan de wielen worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, geldt voor een personenauto of bedrijfsauto de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg.

    § 2.3. Voertuig met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, met behulp van referentieremkrachten
    Artikel 69 Referentieremkracht

    De referentieremkracht is de remkracht van een as ontwikkeld aan de omtrek van de band op een rollenremtestbank, in relatie tot de remcilinderdruk en bekend gemaakt ten tijde van de goedkeuring. De referentieremkrachten worden voor voertuigen met luchtdrukremmen door de voertuigfabrikant zodanig aangegeven dat het voertuig geschikt is om een remvertraging te behalen gelijk aan 5,0 m/s² in het geval van motorvoertuigen en aanhangwagens en 4,5 m/s² in het geval van opleggers, indien, ongeacht de beladingstoestand, de gemeten remkrachten op de rollenremtestbank bij een gegeven remcilinderdruk groter of gelijk zijn aan de referentieremkrachten.

    Artikel 70 Bepalen remvertraging bedrijfsrem
    1. De referentiewaarden worden vastgesteld bij de door de fabrikant opgegeven druk in de luchtdrukremcilinders die zo dicht mogelijk ligt bij de druk in de luchtdrukremcilinder op het moment van slip, maar tenminste bij een druk van 2,5 bar.
    2. Indien de referentieremkrachten door de fabrikant zijn vastgesteld bij een remvertraging van 5,0 m/s², worden de referentieremkrachten, indien van toepassing, herberekend met de factor 4,5/5,0. Indien de referentieremkrachten, indien van toepassing, voor een oplegger zijn vastgesteld bij een remvertraging van 4,5m/s², worden de referentieremkrachten herberekend met de factor 4,0/4,5.
    3. Met de door de fabrikant gegeven meetcondities en toleranties dient rekening te worden gehouden waarbij, indien vereist, specifieke gegevens worden vergeleken.
    Artikel 71 Beoordeling verschil in remkrachten bedrijfsrem

    Indien de remwerking wordt vastgesteld door middel van referentieremkrachten, mag het verschil in remwerking tussen de wielen op één as niet meer bedragen dan 30% van de hoogst gemeten remkracht, zoals vastgesteld volgens artikel 70, eerste lid.

    Artikel 72 Bepalen remvertraging parkeerrem

    Voor het bepalen van de remvertraging van de parkeerrem moet de bij de remproef behaalde remkrachten aan de wielen worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, geldt voor een personenauto of bedrijfsauto de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg en voor een aanhangwagen de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig.

    § 2.4. Aanhangwagen met elektrisch bekrachtigde remmen, met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg
    Artikel 73 Bepaling remvertraging bedrijfsrem

    Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg plaatsvindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank waarbij de belasting van het voertuig door middel van spanbanden of spankettingen wordt gesimuleerd:

    1. moeten, nadat de gesimuleerde belasting is aangebracht, per as de maximale remkrachten aan de wielen worden vastgesteld;
    2. moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa onder de assen.
    Artikel 74 Bepaling remkrachten bedrijfsrem
    1. Bij de vaststelling van de maximale remkrachten, bedoeld in artikel 73, moet het volgende in acht worden genomen:
      1. bij de remtest moet de remwerking door middel van het activeren van de remmodule (EBC) langzaam worden opgevoerd en op het moment van aflezen worden vastgehouden;
      2. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:
        1. één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of
        2. de rollenremtestbank afslaat.
    2. Indien de wielen niet blokkeren of de rollenremtestbank niet afslaat bij de maximale remkracht gelden de dan afgelezen remkrachten als maximale remkrachten.
    3. Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen van een as tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.
    Artikel 75 Maximale remkrachten bedrijfsrem

    Bij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank zonder dat de belasting van het voertuig wordt gesimuleerd, moet voor iedere as de maximale remkrachten aan de wielen worden vastgesteld.

    Artikel 76 Formules bepaling remvertraging bedrijfsrem
    1. Voor de toepassing van de formule wordt verstaan onder:
    2.   a = berekende relatieve remvertraging;  F = som van de remkrachten aan de wielen per as ‘n’;  m = maximale massa onder de assen;
    3. Van een aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem plaatsvinden volgens de volgende formule:
    formule artikel 76
    § 3. Platenremtestbank § 3.1. Personenauto, bedrijfsauto of bus met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg
    Artikel 77 Bepalen remvertraging

    Voor het bepalen van de remvertraging:

    1. moet gebruik worden gemaakt van een pedaalkrachtmeter waarbij het mogelijk is om, door middel van arreteerstand, na afloop van de remproef de daarbij gebruikte pedaalkracht af te lezen;
    2. moet de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;
    3. moeten de remkrachten worden vastgesteld direct vóór het moment van blokkeren van één of meer wielen van het voertuig;
    4. moet de remproef op iedere as twee maal worden uitgevoerd. Indien de met deze proeven behaalde remkrachten aan de wielen per as, mede gelet op de gebruikte pedaalkracht, nagenoeg gelijk zijn, worden deze gebruikt voor het bepalen van de remvertraging. Indien de met deze proeven behaalde remkrachten aan de wielen per as niet nagenoeg gelijk zijn, moet per as een derde remproef worden uitgevoerd. De behaalde remkrachten aan de wielen van deze laatste proef en van de voorgaande proef die de behaalde remkrachten aan de wielen het dichtst benadert, worden gebruikt voor het bepalen van de remvertraging;
    5. moeten de remkrachten, die aldus zijn verkregen uit twee remproeven per as, bij elkaar worden opgeteld en worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand, vermenigvuldigd met twee. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet worden gerekend met de in het kentekenregister vermelde massa ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg en vermenigvuldigd met twee.
    Artikel 78 Bepalen verschil in remwerking bedrijfsrem

    Voor het bepalen van het verschil in remwerking tussen de wielen op één as:

    1. kunnen de resultaten van de remproeven voor het bepalen van de remvertraging van de bedrijfsrem worden gebruikt;
    2. moet de beoordeling van de resultaten geschieden aan de hand van de bij dit artikel behorende tabel 3, waarin de vermelde percentages zijn gerelateerd aan de hoogst gemeten remkracht.

    Tabel 3 Verschil in remwerking links en rechts op platenremtestbank

    Tabel 3. Verschil in remwerking links en rechts op platenremtestbank (pdf, 7kb) 

    Artikel 81 Bepalen remvertraging parkeerrem

    Voor het bepalen van de remvertraging van de parkeerrem:

    1. moet de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;
    2. moet het voertuig aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan;
    3. moeten de bij de remproef aan de wielen behaalde remkrachten worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet worden gerekend met de in het kentekenregister vermelde massa ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.

    § 4. Elektronische zelfregistrerende remvertragingsmeter

    § 4.1. Personenauto, bedrijfsauto of bus
    Artikel 82 Pedaalkracht bedrijfsrem

    Voor het bepalen van de remvertraging door middel van een beproeving op de weg, moet de kracht die wordt uitgeoefend op het rempedaal, nagenoeg constant gehouden worden. De hoogst bereikbare remvertraging wordt vastgesteld wanneer iets minder druk wordt ingestuurd, dan wel iets minder pedaalkracht wordt gebruikt dan nodig is om de blokkeergrens van één of meer wielen van het voertuig te bereiken.

    Artikel 83 Bepalen remvertraging

    De remvertraging wordt met een elektronische, zelfregistrerende remvertragingsmeter als volgt vastgesteld:

    1. indien door de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven, geldt deze waarde als de minimaal behaalde remvertraging;
    2. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten remvertragingen, die gelijk of groter zijn aan de minimaal vereiste remvertraging en gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;
    3. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a of b kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:
      1. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de hoogst behaalde waarde van remvertraging bepalend;
      2. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de behaalde remvertraging vlak vóór deze stijging bepalend.
    Artikel 84 Bepalen uitbreken van het voertuig door bediening bedrijfsrem

    Voor het bepalen van het uitbreken van een voertuig bij een beproeving op de weg:

    1. moet in geval van een personenauto geremd worden tot de hoogst bereikbare remvertraging, met een maximum van 8 m/s²;
    2. moet in geval van een bedrijfsauto of bus geremd worden tot de minimaal vereiste remvertraging, zoals voor de betreffende voertuigcategorie is vermeld in hoofdstuk 5 van deze regeling;
    3. is het gebruik van een remvertragingsmeter niet noodzakelijk.
    Artikel 85 Bepalen remvertraging parkeerrem

    De remvertraging van de parkeerrem van een personenauto, bedrijfsauto of bus met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg wordt met een zelfregistrerende remvertragingsmeter vastgesteld. Het voertuig moet aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan.

    § 4.2. Aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg
    Artikel 86 Voorwaarden beproeving bedrijfsrem
    1. De bedrijfsrem van de aanhangwagen moet regelbaar en onafhankelijk van het trekkende motorvoertuig kunnen worden bediend. Dit geschiedt door middel van de strekrem die de volledige druk van de bedrijfsrem kan doorsturen of met behulp van een inrichting waarmee vanuit het trekkende motorvoertuig door middel van de bedrijfsrem van de aanhangwagen het samenstel van voertuigen kan worden afgeremd, waarbij het functioneren van de bedrijfsrem van het samenstel niet mag worden beïnvloed.
    2. De gewichtsverhouding tussen het trekkende motorvoertuig en de aanhangwagen mag niet extreem groot zijn.
    Artikel 87 Bepalen remvertraging bedrijfsrem

    Bij het bepalen van de remvertraging moet het volgende in acht worden genomen:

    1. de ingestuurde druk door middel van de strekrem of de inrichting, bedoeld in artikel 86, eerste lid, moet worden opgevoerd tot de blokkeergrens van één of meer wielen, waarna met een iets lagere druk de remvertraging wordt geregistreerd;
    2. indien door de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven, geldt deze waarde als de gemiddelde remvertraging van de combinatie;
    3. indien de remvertraging niet volgens onderdeel b kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten remvertragingen die gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;
    4. indien de remvertraging niet volgens de onderdelen b of c kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:
      1. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de hoogst behaalde waarde van remvertraging bepalend;
      2. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de behaalde remvertraging vlak vóór deze stijging bepalend.
    Artikel 88 Formule bepaling remvertraging bedrijfsrem

    De remvertraging van de bedrijfsrem moet plaatsvinden volgens de volgende formule:
    Formule artikel 88

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • aahw = remvertraging aanhangwagen;
    • a = gemiddelde remvertraging van de combinatie;
    • m tot.geremd = de in het kentekenregister van het trekkende en getrokken voertuig vermelde totale massa in rijklare toestand van de combinatie die met de aanhangwagen is afgeremd. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister van het trekkende en getrokken voertuig is vermeld, geldt voor een bedrijfsauto de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg en voor een aanhangwagen de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig of, anders dan bij de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport, de totale gemeten massa van de combinatie die met de aanhangwagen is afgeremd;
    • m ahw = de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand van de aanhangwagen. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet hiervoor gerekend worden met de in het kentekenregister vermelde massa ledig voertuig of, anders dan bij de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport, de gemeten massa van de aanhangwagen of de last onder de assen van de oplegger.
    Toelichting

    Remberekeningen voor bepalen remwerking en overzicht remvertragingen

    Remberekeningen en remvertraging. (pdf, 205kb)

    Remproef algemeen

    Het voertuig moet in de rollenremtestbank kunnen dan wel op de platenremtestbank passen. Het voertuig moet in voorwaartse rijrichting getest worden. Als de remmentestbank na de remproef een resultaat aangeeft, is de remtest geslaagd. Voor de platenremtestbank maakt het niet uit als er (delen van) banden buiten/binnen de remplaten uitsteken.

    Remkracht per wiel en per as

    Per wiel moet u vaststellen of de rem werkt. Daarnaast moet u per as het remverschil bepalen. Dus elke as moet u apart op de remmentestbank testen. (RV artikel 5.*.38) (APE Hoofdstuk 1, afdeling 2).

    Demonteren wielen

    Buiten aanhangwagens mag u geen wielen van het voertuig demonteren om de remtest te kunnen uitvoeren.

    Gebruik remvertragingsmeter

    In de onderstaande gevallen mag u een remproef op de weg uitvoeren met behulp van een goedgekeurde remvertragingsmeter:

    1. Als het voertuig te laag is om op een remmentestbank te worden getest.
    2. Als het voertuig breder is dan 2,60 m.
    3. Als het voertuig een permanente niet-uitschakelbare vierwielaandrijving heeft.
    4. Als het voertuig een te kleine wieldiameter heeft om op de rollenremtestbank te worden geremd.
    5. Als het niet mogelijk is om elke as van een asstel afzonderlijk te remmen op een remmentestbank.
    6. Als het om een aanhangwagen gaat met in elkaars verlengde pendelassen (diepladers)

    Maximum massa personenauto

    De ledige massa van een personenauto is bepalend of het een APK1- of een APK2-voertuig is. Een personenauto met een ledige massa beneden de 3500 kg en een maximum massa boven 3500 kg is dus een APK2-voertuig en moet door een APK2-erkenninghouder worden gekeurd. Een platenremtestbank is als een geschikt meetmiddel toegelaten voor APK2-keuringen. In de APE, hoofdstuk 1, afdeling 2, is echter aangegeven dat een platenremtestbank een beperking heeft tot een toegestane massa voertuig van 3500 kg. Voorgaande is een probleem bij personenauto's omdat de maximum massa niet altijd bekend is. Is het een APK2-voertuig, ledige massa ≤ 3500 kg, dan mag deze dus op een platenremtestbank getest worden.

    Maximale remkrachten buiten meetbereik van de remmentestbank

    Soms komt het voor dat de remkracht die het voertuig opbrengt groter is dan de maximale remkracht waarden die een remmentestbank op de schaal (meetbereik) kan aangeven. Als de remvertraging wordt gehaald met de remkracht die de remmentestbank maximaal kan aangeven, is het akkoord. Als de remvertraging niet wordt gehaald dan mag u het voertuig niet keuren en moet u het voertuig op een remmentestbank met een groter meetbereik testen.

    Parkeerrem bij een (permanente) vierwiel aangedreven voertuig op de transmissie

    Is de parkeerrem bij een (permanente) vierwiel aangedreven voertuig op de transmissie gemonteerd  (waarbij de remvertraging niet kan worden bepaald op een remtestinrichting)? Wordt hieraan geacht te zijn voldaan, indien de parkeerrem wordt bediend en het wiel of de wielen blokkeren (rekening houdend met het differentieel en de speling in de aandrijving) terwijl deze zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden.
  3. 3.

    De remvertraging van de parkeerrem van personenauto's in gebruik genomen na 30 juni 1967 doch vóór 1 januari 2018, moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg, uitgaande van een aanvangssnelheid van 15 km/h, ten minste 1,2 m/s2 bedragen. Hierbij is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, hoofdstuk 1, titel 7, afdeling 2, van toepassing. De parkeerrem moet ook in achterwaartse richting functioneren.
    Wijze van keuren
    in geval van een elektrisch bediendeparkeerrem, waarbij de remvertraging niet bepaald kan worden op een remtestinrichting, wordt hieraan geacht te zijn voldaan, indien de parkeerrem wordt bediend en de wielen blokkeren terwijl deze zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden.
    Aanvullende permanente eisen

    Hoofdstuk 1. Voertuigeisen Titel 7. Reminrichting

    Afdeling 2. Remvertraging personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en aanhangwagens

    § 1.Wijze van bepaling van remvertraging
    Artikel 57 Wijze van bepaling remvertraging personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en aanhangwagens
    1. De controle van de remvertraging van personenauto's, bedrijfsauto’s, bussen en aanhangwagens vindt plaats door middel van een beproeving op de weg met behulp van een zelfregistrerende remvertragingsmeter dan wel door middel van een beproeving van het voertuig op een platenremtestbank of een rollenremtestbank.
    2. Bij het gebruik van de meetmiddelen, genoemd in het eerste lid, wordt de pedaalkracht alleen in geval van twijfel gemeten met een pedaalkrachtmeter.
    3. Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsbewijs moet, in afwijking van het eerste lid, bij voertuigen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg de controle van de remvertraging plaatsvinden door middel van de in paragraaf 3 van deze afdeling omschreven beproeving van het voertuig op een platenremtestbank of door middel van de in paragraaf 2.1 van deze afdeling omschreven beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank.
    4. Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsbewijs moet, in afwijking van het eerste lid, bij voertuigen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg alsmede bij aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg de controle van de remvertraging plaatsvinden door middel van de in paragraaf 2.1, respectievelijk paragraaf 2.2 van deze afdeling omschreven beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank.
    5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op voertuigen waarbij het om technische redenen niet mogelijk is het voertuig op een rollenremtestbank of platenremtestbank te remmen. Hieronder worden onder andere verstaan:
      1. voertuigen die breder zijn dan 2,60 m;
      2. voertuigen met een zodanig kleine wieldiameter dat beproeving niet mogelijk is;
      3. voertuigen die zijn voorzien van een permanente, niet automatische of met de hand uitschakelbare aandrijving op meer dan één as;
      4. aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg met één of meerdere achter elkaar gelegen aslijnen en waarbij één of meerdere aslijnen bestaan uit twee in elkaars verlengde gelegen enkele assen.
    Artikel 58 Pedaal- en remkrachten

    De bij de vaststelling van de remvertraging uitgeoefende pedaalkrachten en remkrachten worden uitgedrukt in Newton (N).

    § 2.Rollenremtestbank § 2.1. Voertuigen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg

    Artikel 59 Bepalen van de remvertraging
    1. Voor het bepalen van de remvertraging:
      1. moeten per as de maximale remkrachten aan de wielen met, indien vereist, de bijbehorende pedaalkrachten worden vastgesteld;
      2. moeten de remkrachten van de voorste as en de achterste as of het achterste asstel bij elkaar worden opgeteld en vervolgens worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet gerekend worden met de in het kentekenregister vermelde massa ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg. De uitkomst wordt met een factor 10 vermenigvuldigd en het resultaat wordt gelezen als procenten ' relatieve beremming';
      3. moet met behulp van de gevonden waarden 'relatieve beremming' en ' pedaalkracht op de voorste as', aan de hand van de bij dit artikel behorende tabel 2 worden beoordeeld of de remwerking voldoende is;
      4. moet indien de gevonden waarden niet leiden tot een directe beslissing, een remproef op de weg plaatsvinden.
    2. Bij de beoordeling van het eerste lid, onderdeel d, wordt gebruik gemaakt van een geschikte remvertragingsmeter, indien deze aanwezig is. De remvertraging met de bijbehorende pedaalkracht wordt beoordeeld even voor het moment van blokkeren van één of meer wielen van het voertuig.
    3. Voertuigen in gebruik genomen vóór 01 juli 1967, waarop tabel 2 niet van toepassing is, moeten voldoen aan de voor het betrokken voertuig bepaalde remvertraging.
    Tabel 2, remtest op een rollenremtestbank
    Artikel 60 Bepalen van de remkrachten bedrijfsrem
    1. Voor het bepalen van de maximale remkrachten, bedoeld in artikel 59, onderdeel a, is het volgende van toepassing:
      1. de pedaalkracht die bij de voorste as wordt gebruikt, hoeft niet dezelfde te zijn als die van de achterste as of het achterste asstel;
      2. bij de remtest wordt het rempedaal langzaam ingetrapt en op het moment van aflezen vastgehouden;
      3. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:
        1. in een personenauto in gebruik genomen na 30 juni 1967, een pedaalkracht van 500 N wordt uitgeoefend;
        2. in een bedrijfsauto of bus in gebruik genomen na 30 juni 1967, een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend;
        3. één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of
        4. de rollenremtestbank afslaat.
    2. Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen tussen twee waarden schommelen, worden per wiel de minimale en maximale remkracht gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als de remkracht voor dat wiel.
    Artikel 61 Beoordeling verschil in remkrachten bedrijfsrem

    Het verschil in remkrachten tussen de wielen op één as mag niet meer bedragen dan 30% van de hoogst gemeten remkracht (bovenwaarde), waarbij de wielen niet blokkeren.

    Artikel 63 Bepalen remvertraging parkeerrem

    Voor het bepalen van de remvertraging van de parkeerrem moet de bij de remproef behaalde remkrachten aan de wielen worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet hiervoor gerekend worden met de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.

    § 2.2. Voertuig met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, met uitzondering van een aanhangwagen met elektrisch bekrachtigde remmen
    Artikel 64 Gebruik van de rollenremtestbank
    1. De beproeving wordt uitgevoerd volgens de procedure zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing van de rollenremtestbank.
    2. Het resultaat van de rembeproeving wordt op een printuitdraai van de rollenremtestbank gepresenteerd en aan de hand van de gepresenteerde gegevens wordt bepaald of het voertuig voldoet aan de wettelijke remvertraging.
    3. Indien de beproeving niet kan worden uitgevoerd volgens de procedure zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing van de rollenremtestbank, wordt de remvertraging bepaald door:
      1. per as de maximale remkrachten vast te stellen, en
      2. de totale remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, geldt voor een personenauto of bedrijfsauto de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg en voor een aanhangwagen de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig of, anders dan bij de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport, de gemeten massa van de aanhangwagen of de last onder de assen van de oplegger.
    Artikel 65 Extrapolatiedruk bedrijfsauto, bus en aanhangwagen bedrijfsrem
    1. De extrapolatiedruk bij bedrijfsauto’s en bussen wordt gesteld op 7,0 bar, tenzij uit documentatie van de voertuigfabrikant of de gegevens op de ALR/ABS-EBS plaat wordt aangetoond dat deze druk hoger is. De extrapolatiedruk voor die as is dan gelijk aan deze hogere druk.
    2. De extrapolatiedruk van aanhangwagens die in gebruik zijn genomen voor 1 januari 2012 wordt gesteld op 6,5 bar. De extrapolatiedruk van aanhangwagens die in gebruik zijn genomen na 31 december 2011 wordt gesteld op 7,0 bar. Indien het een aanhangwagen betreft met een éénleidingremsysteem, wordt de extrapolatiedruk gesteld op 4,5 bar.
    Artikel 66 Bepaling remkrachten bedrijfsrem

    Bij de vaststelling van de maximale remkrachten moet het volgende in acht worden genomen:

    1. de pedaalkracht respectievelijk de remdruk hoeft niet bij alle assen gelijk te zijn;
    2. bij de remtest moet het rempedaal langzaam worden ingetrapt en kort voor het bereiken van de blokkeergrens enige tijd worden vastgehouden, de aanwijzingen van de remtestinrichting moeten worden opgevolgd;
    3. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:
      1. een pedaalkracht van 700 N wordt uitgeoefend, dan wel de maximale remcilinderdruk wordt bereikt;
      2. één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of
      3. de rollenremtestbank afslaat.
    Artikel 67 Beoordeling verschil in remkrachten bedrijfsrem

    Bij de beoordeling van het verschil in remkrachten op een rollenremtestbank mag het verschil in remkrachten tussen de wielen op één as niet meer bedragen dan 30% van de hoogst gemeten remkracht (bovenwaarde), waarbij de wielen niet blokkeren.

    Artikel 68 Bepalen remvertraging parkeerrem

    Voor het bepalen van de remvertraging van de parkeerrem moet de bij de remproef behaalde remkrachten aan de wielen worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, geldt voor een personenauto of bedrijfsauto de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg.

    § 2.3. Voertuig met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, met behulp van referentieremkrachten
    Artikel 69 Referentieremkracht

    De referentieremkracht is de remkracht van een as ontwikkeld aan de omtrek van de band op een rollenremtestbank, in relatie tot de remcilinderdruk en bekend gemaakt ten tijde van de goedkeuring. De referentieremkrachten worden voor voertuigen met luchtdrukremmen door de voertuigfabrikant zodanig aangegeven dat het voertuig geschikt is om een remvertraging te behalen gelijk aan 5,0 m/s² in het geval van motorvoertuigen en aanhangwagens en 4,5 m/s² in het geval van opleggers, indien, ongeacht de beladingstoestand, de gemeten remkrachten op de rollenremtestbank bij een gegeven remcilinderdruk groter of gelijk zijn aan de referentieremkrachten.

    Artikel 70 Bepalen remvertraging bedrijfsrem
    1. De referentiewaarden worden vastgesteld bij de door de fabrikant opgegeven druk in de luchtdrukremcilinders die zo dicht mogelijk ligt bij de druk in de luchtdrukremcilinder op het moment van slip, maar tenminste bij een druk van 2,5 bar.
    2. Indien de referentieremkrachten door de fabrikant zijn vastgesteld bij een remvertraging van 5,0 m/s², worden de referentieremkrachten, indien van toepassing, herberekend met de factor 4,5/5,0. Indien de referentieremkrachten, indien van toepassing, voor een oplegger zijn vastgesteld bij een remvertraging van 4,5m/s², worden de referentieremkrachten herberekend met de factor 4,0/4,5.
    3. Met de door de fabrikant gegeven meetcondities en toleranties dient rekening te worden gehouden waarbij, indien vereist, specifieke gegevens worden vergeleken.
    Artikel 71 Beoordeling verschil in remkrachten bedrijfsrem

    Indien de remwerking wordt vastgesteld door middel van referentieremkrachten, mag het verschil in remwerking tussen de wielen op één as niet meer bedragen dan 30% van de hoogst gemeten remkracht, zoals vastgesteld volgens artikel 70, eerste lid.

    Artikel 72 Bepalen remvertraging parkeerrem

    Voor het bepalen van de remvertraging van de parkeerrem moet de bij de remproef behaalde remkrachten aan de wielen worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, geldt voor een personenauto of bedrijfsauto de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg en voor een aanhangwagen de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig.

    § 2.4. Aanhangwagen met elektrisch bekrachtigde remmen, met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg
    Artikel 73 Bepaling remvertraging bedrijfsrem

    Indien de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg plaatsvindt door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank waarbij de belasting van het voertuig door middel van spanbanden of spankettingen wordt gesimuleerd:

    1. moeten, nadat de gesimuleerde belasting is aangebracht, per as de maximale remkrachten aan de wielen worden vastgesteld;
    2. moet de bij de remproef behaalde remvertraging worden berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa onder de assen.
    Artikel 74 Bepaling remkrachten bedrijfsrem
    1. Bij de vaststelling van de maximale remkrachten, bedoeld in artikel 73, moet het volgende in acht worden genomen:
      1. bij de remtest moet de remwerking door middel van het activeren van de remmodule (EBC) langzaam worden opgevoerd en op het moment van aflezen worden vastgehouden;
      2. de maximale remkracht wordt bereikt wanneer:
        1. één of meer wielen van het voertuig blokkeren, of
        2. de rollenremtestbank afslaat.
    2. Indien de wielen niet blokkeren of de rollenremtestbank niet afslaat bij de maximale remkracht gelden de dan afgelezen remkrachten als maximale remkrachten.
    3. Indien de remkracht op één wiel tussen twee waarden schommelt of de remkrachten op beide wielen van een as tussen twee waarden schommelen, moeten per wiel de minimale en maximale remkracht worden gemiddeld en wordt dit gemiddelde gebruikt als remkracht voor dat wiel.
    Artikel 75 Maximale remkrachten bedrijfsrem

    Bij de controle van de remvertraging van de bedrijfsrem van een aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg door middel van een beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank zonder dat de belasting van het voertuig wordt gesimuleerd, moet voor iedere as de maximale remkrachten aan de wielen worden vastgesteld.

    Artikel 76 Formules bepaling remvertraging bedrijfsrem
    1. Voor de toepassing van de formule wordt verstaan onder:
    2.   a = berekende relatieve remvertraging;  F = som van de remkrachten aan de wielen per as ‘n’;  m = maximale massa onder de assen;
    3. Van een aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg moet de vaststelling van de remvertraging van de bedrijfsrem plaatsvinden volgens de volgende formule:
    formule artikel 76
    § 3. Platenremtestbank § 3.1. Personenauto, bedrijfsauto of bus met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg
    Artikel 77 Bepalen remvertraging

    Voor het bepalen van de remvertraging:

    1. moet gebruik worden gemaakt van een pedaalkrachtmeter waarbij het mogelijk is om, door middel van arreteerstand, na afloop van de remproef de daarbij gebruikte pedaalkracht af te lezen;
    2. moet de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;
    3. moeten de remkrachten worden vastgesteld direct vóór het moment van blokkeren van één of meer wielen van het voertuig;
    4. moet de remproef op iedere as twee maal worden uitgevoerd. Indien de met deze proeven behaalde remkrachten aan de wielen per as, mede gelet op de gebruikte pedaalkracht, nagenoeg gelijk zijn, worden deze gebruikt voor het bepalen van de remvertraging. Indien de met deze proeven behaalde remkrachten aan de wielen per as niet nagenoeg gelijk zijn, moet per as een derde remproef worden uitgevoerd. De behaalde remkrachten aan de wielen van deze laatste proef en van de voorgaande proef die de behaalde remkrachten aan de wielen het dichtst benadert, worden gebruikt voor het bepalen van de remvertraging;
    5. moeten de remkrachten, die aldus zijn verkregen uit twee remproeven per as, bij elkaar worden opgeteld en worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand, vermenigvuldigd met twee. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet worden gerekend met de in het kentekenregister vermelde massa ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg en vermenigvuldigd met twee.
    Artikel 78 Bepalen verschil in remwerking bedrijfsrem

    Voor het bepalen van het verschil in remwerking tussen de wielen op één as:

    1. kunnen de resultaten van de remproeven voor het bepalen van de remvertraging van de bedrijfsrem worden gebruikt;
    2. moet de beoordeling van de resultaten geschieden aan de hand van de bij dit artikel behorende tabel 3, waarin de vermelde percentages zijn gerelateerd aan de hoogst gemeten remkracht.

    Tabel 3 Verschil in remwerking links en rechts op platenremtestbank

    Tabel 3. Verschil in remwerking links en rechts op platenremtestbank (pdf, 7kb) 

    Artikel 81 Bepalen remvertraging parkeerrem

    Voor het bepalen van de remvertraging van de parkeerrem:

    1. moet de snelheid bij de aanvang van de remproef ongeveer 10 km/h bedragen;
    2. moet het voertuig aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan;
    3. moeten de bij de remproef aan de wielen behaalde remkrachten worden gedeeld door de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet worden gerekend met de in het kentekenregister vermelde massa ledig voertuig, vermeerderd met 100 kg.

    § 4. Elektronische zelfregistrerende remvertragingsmeter

    § 4.1. Personenauto, bedrijfsauto of bus
    Artikel 82 Pedaalkracht bedrijfsrem

    Voor het bepalen van de remvertraging door middel van een beproeving op de weg, moet de kracht die wordt uitgeoefend op het rempedaal, nagenoeg constant gehouden worden. De hoogst bereikbare remvertraging wordt vastgesteld wanneer iets minder druk wordt ingestuurd, dan wel iets minder pedaalkracht wordt gebruikt dan nodig is om de blokkeergrens van één of meer wielen van het voertuig te bereiken.

    Artikel 83 Bepalen remvertraging

    De remvertraging wordt met een elektronische, zelfregistrerende remvertragingsmeter als volgt vastgesteld:

    1. indien door de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven, geldt deze waarde als de minimaal behaalde remvertraging;
    2. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten remvertragingen, die gelijk of groter zijn aan de minimaal vereiste remvertraging en gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;
    3. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a of b kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:
      1. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de hoogst behaalde waarde van remvertraging bepalend;
      2. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de behaalde remvertraging vlak vóór deze stijging bepalend.
    Artikel 84 Bepalen uitbreken van het voertuig door bediening bedrijfsrem

    Voor het bepalen van het uitbreken van een voertuig bij een beproeving op de weg:

    1. moet in geval van een personenauto geremd worden tot de hoogst bereikbare remvertraging, met een maximum van 8 m/s²;
    2. moet in geval van een bedrijfsauto of bus geremd worden tot de minimaal vereiste remvertraging, zoals voor de betreffende voertuigcategorie is vermeld in hoofdstuk 5 van deze regeling;
    3. is het gebruik van een remvertragingsmeter niet noodzakelijk.
    Artikel 85 Bepalen remvertraging parkeerrem

    De remvertraging van de parkeerrem van een personenauto, bedrijfsauto of bus met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg wordt met een zelfregistrerende remvertragingsmeter vastgesteld. Het voertuig moet aan het einde van de remproef geheel of nagenoeg geheel stilstaan.

    § 4.2. Aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg
    Artikel 86 Voorwaarden beproeving bedrijfsrem
    1. De bedrijfsrem van de aanhangwagen moet regelbaar en onafhankelijk van het trekkende motorvoertuig kunnen worden bediend. Dit geschiedt door middel van de strekrem die de volledige druk van de bedrijfsrem kan doorsturen of met behulp van een inrichting waarmee vanuit het trekkende motorvoertuig door middel van de bedrijfsrem van de aanhangwagen het samenstel van voertuigen kan worden afgeremd, waarbij het functioneren van de bedrijfsrem van het samenstel niet mag worden beïnvloed.
    2. De gewichtsverhouding tussen het trekkende motorvoertuig en de aanhangwagen mag niet extreem groot zijn.
    Artikel 87 Bepalen remvertraging bedrijfsrem

    Bij het bepalen van de remvertraging moet het volgende in acht worden genomen:

    1. de ingestuurde druk door middel van de strekrem of de inrichting, bedoeld in artikel 86, eerste lid, moet worden opgevoerd tot de blokkeergrens van één of meer wielen, waarna met een iets lagere druk de remvertraging wordt geregistreerd;
    2. indien door de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven, geldt deze waarde als de gemiddelde remvertraging van de combinatie;
    3. indien de remvertraging niet volgens onderdeel b kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten remvertragingen die gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;
    4. indien de remvertraging niet volgens de onderdelen b of c kan worden vastgesteld, geldt de remvertraging die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:
      1. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de hoogst behaalde waarde van remvertraging bepalend;
      2. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de behaalde remvertraging vlak vóór deze stijging bepalend.
    Artikel 88 Formule bepaling remvertraging bedrijfsrem

    De remvertraging van de bedrijfsrem moet plaatsvinden volgens de volgende formule:
    Formule artikel 88

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • aahw = remvertraging aanhangwagen;
    • a = gemiddelde remvertraging van de combinatie;
    • m tot.geremd = de in het kentekenregister van het trekkende en getrokken voertuig vermelde totale massa in rijklare toestand van de combinatie die met de aanhangwagen is afgeremd. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister van het trekkende en getrokken voertuig is vermeld, geldt voor een bedrijfsauto de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg en voor een aanhangwagen de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig of, anders dan bij de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport, de totale gemeten massa van de combinatie die met de aanhangwagen is afgeremd;
    • m ahw = de in het kentekenregister vermelde massa in rijklare toestand van de aanhangwagen. Indien de massa in rijklare toestand niet in het kentekenregister is vermeld, moet hiervoor gerekend worden met de in het kentekenregister vermelde massa ledig voertuig of, anders dan bij de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport, de gemeten massa van de aanhangwagen of de last onder de assen van de oplegger.
    Toelichting

    Remberekeningen voor bepalen remwerking en overzicht remvertragingen

    Remberekeningen en remvertraging. (pdf, 205kb)

    Voertuig omgekeerd in de remmentestbank

    Het is niet toegestaan om het voertuig omgekeerd in de remmentestbank te plaatsen. Het voertuig moet in voorwaartse rijrichting op de remmentestbank geplaatst worden.

    Dubbele achteras op een remmentestbank

    Als het op een remmentestbank niet mogelijk is om elke as van een asstel afzonderlijk te remmen, dan wordt er een remtest op de weg uitgevoerd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een goedgekeurde remvertragingsmeter.

    Remmentestbank en dubbele montage (dubbel lucht)

    Het is niet toegestaan om, in geval van dubbele montage, de buitenste wielen te demonteren en zo de breedte te verminderen om te kunnen remmen op een remmentestbank.
    Als het voertuig niet in of op de remmentestbank past door de montage van dubbele montage, wordt er een remtest op de weg uitgevoerd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een goedgekeurde remvertragingsmeter.

    Remproef algemeen

    Het voertuig moet in de rollenremtestbank kunnen dan wel op de platenremtestbank passen. Het voertuig moet in voorwaartse rijrichting getest worden. Als de remmentestbank na de remproef een resultaat aangeeft, is de remtest geslaagd. Voor de platenremtestbank maakt het niet uit als er (delen van) banden buiten/binnen de remplaten uitsteken.

    Remkracht per wiel en per as

    Per wiel moet u vaststellen of de rem werkt. Daarnaast moet u per as het remverschil bepalen. Dus elke as moet u apart op de remmentestbank testen. (RV artikel 5.*.38) (APE Hoofdstuk 1, afdeling 2).

    Demonteren wielen

    Buiten aanhangwagens mag u geen wielen van het voertuig demonteren om de remtest te kunnen uitvoeren.

    Gebruik remvertragingsmeter

    In de onderstaande gevallen mag u een remproef op de weg uitvoeren met behulp van een goedgekeurde remvertragingsmeter:

    1. Als het voertuig te laag is om op een remmentestbank te worden getest.
    2. Als het voertuig breder is dan 2,60 m.
    3. Als het voertuig een permanente niet-uitschakelbare vierwielaandrijving heeft.
    4. Als het voertuig een te kleine wieldiameter heeft om op de rollenremtestbank te worden geremd.
    5. Als het niet mogelijk is om elke as van een asstel afzonderlijk te remmen op een remmentestbank.
    6. Als het om een aanhangwagen gaat met in elkaars verlengde pendelassen (diepladers)

    Maximum massa personenauto

    De ledige massa van een personenauto is bepalend of het een APK1- of een APK2-voertuig is. Een personenauto met een ledige massa beneden de 3500 kg en een maximum massa boven 3500 kg is dus een APK2-voertuig en moet door een APK2-erkenninghouder worden gekeurd. Een platenremtestbank is als een geschikt meetmiddel toegelaten voor APK2-keuringen. In de APE, hoofdstuk 1, afdeling 2, is echter aangegeven dat een platenremtestbank een beperking heeft tot een toegestane massa voertuig van 3500 kg. Voorgaande is een probleem bij personenauto's omdat de maximum massa niet altijd bekend is. Is het een APK2-voertuig, ledige massa ≤ 3500 kg, dan mag deze dus op een platenremtestbank getest worden.

    Maximale remkrachten buiten meetbereik van de remmentestbank

    Soms komt het voor dat de remkracht die het voertuig opbrengt groter is dan de maximale remkracht waarden die een remmentestbank op de schaal (meetbereik) kan aangeven. Als de remvertraging wordt gehaald met de remkracht die de remmentestbank maximaal kan aangeven, is het akkoord. Als de remvertraging niet wordt gehaald dan mag u het voertuig niet keuren en moet u het voertuig op een remmentestbank met een groter meetbereik testen.

    Parkeerrem bij een (permanente) vierwiel aangedreven voertuig op de transmissie

    Is de parkeerrem bij een (permanente) vierwiel aangedreven voertuig op de transmissie gemonteerd  (waarbij de remvertraging niet kan worden bepaald op een remtestinrichting)? Wordt hieraan geacht te zijn voldaan, indien de parkeerrem wordt bediend en het wiel of de wielen blokkeren (rekening houdend met het differentieel en de speling in de aandrijving) terwijl deze zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden.
  4. 4.

    De remvertraging van de parkeerrem van personenauto’s, in gebruik genomen voor 1 juli 1967, moet op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg, uitgaande van een aanvangssnelheid van 15 km/h, ten minste 1,0 m/s2 bedragen. Hierbij is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, hoofdstuk 1, titel 7, afdeling 2, van toepassing.
    Toelichting

    Remproef algemeen

    Het voertuig moet in de rollenremtestbank kunnen dan wel op de platenremtestbank passen. Het voertuig moet in voorwaartse rijrichting getest worden. Als de remmentestbank na de remproef een resultaat aangeeft, is de remtest geslaagd. Voor de platenremtestbank maakt het niet uit als er (delen van) banden buiten/binnen de remplaten uitsteken.

    Remkracht per wiel en per as

    Per wiel moet u vaststellen of de rem werkt. Daarnaast moet u per as het remverschil bepalen. Dus elke as moet u apart op de remmentestbank testen. (RV artikel 5.*.38) (APE Hoofdstuk 1, afdeling 2).

    Demonteren wielen

    Buiten aanhangwagens mag u geen wielen van het voertuig demonteren om de remtest te kunnen uitvoeren.

    Gebruik remvertragingsmeter

    In de onderstaande gevallen mag u een remproef op de weg uitvoeren met behulp van een goedgekeurde remvertragingsmeter:

    1. Als het voertuig te laag is om op een remmentestbank te worden getest.
    2. Als het voertuig breder is dan 2,60 m.
    3. Als het voertuig een permanente niet-uitschakelbare vierwielaandrijving heeft.
    4. Als het voertuig een te kleine wieldiameter heeft om op de rollenremtestbank te worden geremd.
    5. Als het niet mogelijk is om elke as van een asstel afzonderlijk te remmen op een remmentestbank.
    6. Als het om een aanhangwagen gaat met in elkaars verlengde pendelassen (diepladers)

    Maximum massa personenauto

    De ledige massa van een personenauto is bepalend of het een APK1- of een APK2-voertuig is. Een personenauto met een ledige massa beneden de 3500 kg en een maximum massa boven 3500 kg is dus een APK2-voertuig en moet door een APK2-erkenninghouder worden gekeurd. Een platenremtestbank is als een geschikt meetmiddel toegelaten voor APK2-keuringen. In de APE, hoofdstuk 1, afdeling 2, is echter aangegeven dat een platenremtestbank een beperking heeft tot een toegestane massa voertuig van 3500 kg. Voorgaande is een probleem bij personenauto's omdat de maximum massa niet altijd bekend is. Is het een APK2-voertuig, ledige massa ≤ 3500 kg, dan mag deze dus op een platenremtestbank getest worden.

    Maximale remkrachten buiten meetbereik van de remmentestbank

    Soms komt het voor dat de remkracht die het voertuig opbrengt groter is dan de maximale remkracht waarden die een remmentestbank op de schaal (meetbereik) kan aangeven. Als de remvertraging wordt gehaald met de remkracht die de remmentestbank maximaal kan aangeven, is het akkoord. Als de remvertraging niet wordt gehaald dan mag u het voertuig niet keuren en moet u het voertuig op een remmentestbank met een groter meetbereik testen.

    Parkeerrem bij een (permanente) vierwiel aangedreven voertuig op de transmissie

    Is de parkeerrem bij een (permanente) vierwiel aangedreven voertuig op de transmissie gemonteerd  (waarbij de remvertraging niet kan worden bepaald op een remtestinrichting)? Wordt hieraan geacht te zijn voldaan, indien de parkeerrem wordt bediend en het wiel of de wielen blokkeren (rekening houdend met het differentieel en de speling in de aandrijving) terwijl deze zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden.