Algemene bepalingen wijze van keuren

Actuele regelgeving

  1. Artikel 5.1b.1 milieu

    Met betrekking tot de in dit hoofdstuk opgenomen eisen en de wijze van keuren daarvan, wordt verstaan onder:

    1. bedrijfstemperatuur: de temperatuur van een motor na ongeveer vijftien minuten functioneren onder normale bedrijfsomstandigheden;
    2. stationair toerental: het toerental van de draaiende motor, waarbij:
      1. de koudstartinrichting of het handgas niet is ingeschakeld;
      2. het gaspedaal en het koppelingspedaal in ruststand zijn;
      3. de keuzehendel van de versnellingsbak in de neutrale stand staat bij een niet- of halfautomatische versnellingsbak dan wel in de parkeerstand of in de neutrale stand bij een volautomatische versnellingsbak, en waarbij
      4. lampen en andere stroomverbruikers niet zijn ingeschakeld, met uitzondering van lampen die bij het starten automatisch gaan branden; en
      5. geen hydraulische functies actief zijn;
    3. controleapparaat als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PbEU 2014, L 60).

  2. Artikel 5.1b.2 algemeen

    1. De keuring van de in dit hoofdstuk opgenomen eisen wordt uitgevoerd zonder demontage, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
    2. De keuring van de in dit hoofdstuk opgenomen eisen wordt uitgevoerd met de banden op de juiste spanning.
    3. De keuring van de in dit hoofdstuk opgenomen eisen wordt uitgevoerd zonder rijproef, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
    4. De keuring van voertuigen met variabele afmetingen wordt uitgevoerd in de stand waarin het voertuig ter keuring wordt aangeboden.
  3. Artikel 5.1b.3 demonteren

    1. Indien in dit hoofdstuk een visuele controle wordt voorgeschreven en deze controle onvoldoende uitsluitsel biedt, wordt het desbetreffende onderdeel aanvullend op één van de volgende wijzen gecontroleerd:
      1. door gebruik te maken van hulpmiddelen zoals een spiegel, hamertje, bandijzer, staalborstel of schuurpapier, en
      2. door het uitoefenen van een kracht, al dan niet met behulp van gereedschap.
    2. Teneinde een goede controle te waarborgen, worden de hierna vermelde onderdelen verwijderd of geopend in de daarachter beschreven gevallen:
      1. wieldoppen, voor zover deze de wielbevestigingsbouten afdekken;
      2. kofferdeksel, in alle gevallen;
      3. motorkap, in alle gevallen;
      4. tankklep, voor zover deze een visuele controle van de brandstofdop onmogelijk maakt;
      5. beschermdop op koppelingskogel, in alle gevallen;
      6. onderbeplating ten behoeve van stroomlijning of geluidsisolatie, Voor zover deze een visuele controle onmogelijk maakt van direct voor de verkeersveiligheid van belang zijnde aspecten, zoals de bevestiging van het stuurhuis of de wielophanging;
      7. kunststofbeplating in of over de wielkasten, Alleen indien duidelijk twijfel bestaat over de conditie van het afgedekte onderdeel en geen andere controle mogelijk is;
      8. tapijt of vloerbedekking, Alleen indien duidelijk twijfel bestaat over de conditie van het afgedekte onderdeel en geen andere controle mogelijk is;
      9. zijskirts, waaronder kunststofspoilers aan dorpels, Alleen indien duidelijk twijfel bestaat over de conditie van het afgedekte onderdeel en verwijdering kan geschieden zonder lakbeschadiging (bijvoorbeeld bevestigd met parkers). Zijskirts bevestigd door middel van popnagels of andere permanente bevestingsmiddelen mogen niet worden verwijderd;
      10. beschermkappen om stuurkoppelingen, Voor zover deze een visuele controle van de koppeling onmogelijk maken;
      11. beschermkappen om reminrichtingen. Voor zover deze een visuele controle van remschijven onmogelijk maken;
      12. overige onderdelen, voor zover deze een visuele controle onmogelijk maken.
    3. Indien het verwijderen dan wel openen van de onderdelen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met e en l, niet mogelijk is, wordt een beschikking tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs afgegeven.
    4. De verwijdering van onderdelen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel f tot en met k, mag alleen geschieden indien er geen gevaar voor beschadiging van het voertuig of het onderdeel bestaat. Na eventuele verwijdering moeten de desbetreffende onderdelen wederom worden gemonteerd.
    5. In het geval dat, ondanks twijfel omtrent de conditie van het afgedekte onderdeel, niet tot verwijdering is overgegaan vanwege het gevaar voor beschadiging, moet op het keuringsrapport worden vermeld dat het afgedekte onderdeel niet is beoordeeld.
    6. Voor het meten van voertuigafmetingen, wielbasis en spoorbreedte wordt een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III met voldoende bereik gebruikt.
    7. Voor de beoordeling van de werking van de reminrichting mag uitsluitend tot demontage van wielen en remtrommels worden overgegaan indien twijfel bestaat:
      1. over de goede bevestiging van de remvoering, dan wel
      2. of de drager of het bevestigingsmiddel van de remvoering, de remtrommel of remschijf raakt.
    Toelichting

    Onderbeplating verwijderen

    Om de APK goed uit te voeren is het nodig dat alle te beoordelen onderdelen goed zichtbaar zijn. Soms is dat alleen mogelijk door de onderbeplating te verwijderen. Of dat in zijn geheel of gedeeltelijk moet gebeuren, is afhankelijk van het afgedekte onderdeel en wordt aan het technisch inzicht van de keurmeester overgelaten.

    U moet de onderbeplating verwijderen om onderdelen die direct met de verkeersveiligheid te maken hebben te kunnen beoordelen. Voorbeelden hierbij zijn de bevestiging van het stuurhuis en de wielophanging. Maar vergeet ook de overige onderdelen van de stuurinrichting, de remleidingen en remslangen niet. Dit zijn alleen voorbeelden, ook hierbij komt het aan op uw technisch inzicht.

    Er zijn uitzonderingen dat het niet mogelijk of wenselijk is om de beplating helemaal of gedeeltelijk te verwijderen. Een voorbeeld is als de kans groot is dat het onderdeel of het voertuig door het verwijderen van het onderdeel beschadigt. Is dit het geval, dan vermeldt u dat op het keuringsrapport met OP1. Zie hiervoor de invulinstructie APK-rapport. Bij een steekproef wordt hierop gecontroleerd.

    Geheel afkoppelen oplegger

    Een oplegger is een voertuig en geen onderdeel. Bij de APK van een opleggertrekker moet deze  rondom vrij zijn. De oplegger moet u helemaal afkoppelen. Dit is nodig zodat u alle keuringseisen op een normale manier kunt controleren.

     

  4. Artikel 5.1b.4 bijzonderheden

    Indien in het kentekenregister of op het kentekenbewijs deel IA dan wel deel I onder bijzonderheden uitzonderingen op de eisen zijn vermeld moeten deze in acht worden genomen.