Remvertraging parkeerrem

Artikel 5.8.39

Actuele regelgeving

  1. 1.

    Van landbouw- of bosbouwtrekkers moet één van de remmen in aangezette toestand kunnen worden vastgezet, tenzij een afzonderlijke vastzetinrichting aanwezig is.
    Wijze van keuren
    Terwijl twee wielen zich vrij van de grond bevinden wordt de vastzetinrichting onderscheidenlijk vergrendeling in werking gesteld, waarna gecontroleerd wordt of één van de assen wordt geremd.
  2. 2.

    De parkeerrem van landbouw- of bosbouwtrekkers moet het voertuig op een helling van 16% in beide richtingen in stilstand kunnen houden. Hieraan wordt geacht te zijn voldaan indien de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg, uitgaande van een aanvangssnelheid van 15 km/h, ten minste 1,6 m/s2 bedraagt en de parkeerrem ook in achterwaartse richting functioneert.
    Wijze van keuren
    Indien de remvertraging niet bepaald kan worden op een remtestinrichting, wordt hieraan geacht te zijn voldaan, indien de parkeerrem wordt bediend en de wielen blokkeren terwijl deze zich vrij van de grond bevinden.