Onderdelen en werking reminrichting

Artikel 5.8.31

Actuele regelgeving

  1. 1.

    Landbouw- of bosbouwtrekkers moeten zijn voorzien van een reminrichting waarvan de:

    1. onderdelen deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen.
    2. onderdelen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, artikelen 53 en 54, van toepassing;
    3. onderdelen niet zijn beschadigd, gescheurd of gebroken;
    4. onderdelen geen inwendige of uitwendige lekkage vertonen, en
    5. remschijven geen dusdanige slijtage mogen vertonen dat er gevaar op breuk ontstaat.
    Wijze van keuren
    Onderdelen a tot en met c: visuele controle.
    Onderdeel d en e: visuele controle. In geval van twijfel wordt het remsysteem onder druk gezet.
    Aanvullende permanente eisen

    Hoofdstuk 1 Voertuigeisen

    Titel 2. Algemene bouwwijze van het voertuig

    Afdeling 1. Voertuigen zonder een volledig dragend chassis
    Artikel 4
    1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
      roestschade: door corrosie over de gehele dikte verdwenen materiaal.
    2. Roestschade wordt per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat uitgedrukt in de schade-eenheid 'E'.
    Artikel 5

    De in annex 1  (pdf, 362kb)vermelde onderdelen en bevestigingen van onderdelen van motorvoertuigen met een zelfdragende carrosserie mogen per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel, of per sectie van een bodemplaat niet meer roestschade hebben dan 2E.

    Artikel 6

    Voor de bepaling van de mate van roestschade in schade-eenheden 'E', moet de volgende procedure worden gevolgd:

    1. de roestschade-omvang wordt per onderdeel, per bevestiging van een onderdeel of per sectie van de bodemplaat in procenten bepaald volgens het van toepassing zijnde beoordelingsprincipe zoals vermeld in deze afdeling;
    2. aan de hand van annex 1  (pdf, 362kb)  wordt de te hanteren roestschadegradatie bij maximaal functieverlies van het beschadigde onderdeel, de beschadigde bevestiging van een onderdeel dan wel de beschadigde sectie van de bodemplaat bepaald;
    3. het onder a bepaalde percentage roestschade wordt vermenigvuldigd met de onder b bepaalde roestschadegradatie.
    Artikel 7
    1. De bepaling van de roestschade-omvang van langs- en dwarsliggers geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:
      1. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde deel van de omtrek en de gehele omtrek van de dwarsdoorsnede, een eventuele versterking in de langs- of dwarsligger daarbij inbegrepen. Bij de berekening van de omtrek van de dwarsdoorsnede worden de bevestigingsflenzen niet meegerekend, en
      2. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen de lengte van de schade en de werkelijke lengte van de langs- of dwarsligger tussen de draagpunten, zoals weergegeven in figuur 1, of zoals bij het betreffende onderdeel in annex 1 (pdf, 362kb) is omschreven. Voor de bepaling van de roestschade worden de bevestigingsflenzen meegerekend.
    2. Indien een plaatdeel samen met een voorgevormd profiel een koker vormt, wordt het geheel beoordeeld als een langs- of dwarsligger.

     

    langs- en dwarsliggers
    Figuur 1. Lengte langs- en dwarsliggers tussen de draagpunten.

    Artikel 8
    1. Voor de bepaling van de roestschade-omvang van de bodemplaat van de personenruimte wordt de bodemplaat in secties verdeeld, zoals weergegeven in figuur 2, waarna elke sectie afzonderlijk wordt beoordeeld.
    2. De secties worden gevormd door de volgende sectielijnen:
      Sectielijn 1: de middenkoker of de lengtehartlijn.
      Sectielijn 2: het begin van de vlakke bodemplaat.
      Sectielijn 3: de dwarsligger ter plaatse van de voorzijde van de voorste zitplaatsen of indien ter plaatse geen dwarsligger aanwezig is de voorzijde van de voorste zitplaatsen in de achterste gebruiksstand.
      Sectielijn 4: elke voorzijde van de achter de voorste zitplaatsen (achter elkaar) gelegen zitplaatsen in de achterste gebruiksstand.
      Sectielijn 5: het einde van de bodemplaat onder de personenruimte.
    bodemplaat
    Figuur 2. Sectieverdeling bodemplaat personenruimte
    Artikel 9
    1. De bepaling van de roestschade-omvang van de bodemplaat van de personenruimte geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:
      1. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak van de sectie en het gehele oppervlak van de sectie, en
      2. de verhouding tussen de lengte van de schade aan de randen van de sectie en de totale randlengte van de sectie.
    2. Roestschade die doorloopt in verschillende secties moet worden beoordeeld als schade die aanwezig is in de grootste van de betrokken secties.
    3. Bij dubbele bodemplaten wordt de bovenste plaat beoordeeld zoals is aangegeven in het eerste lid; de onderste plaat wordt beoordeeld als één grote sectie.
    4. Indien een gedeelte van de bodemplaat tevens deel uitmaakt van een langs- of dwarsligger (koker), moet dit gedeelte worden meegerekend voor de bepaling van het oppervlak dan wel de randlengte.
    Artikel 10

    De bepaling van de roestschade-omvang van wielkasten geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:

    1. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak en het gehele oppervlak, en
    2. de verhouding tussen de totale lengte van de schade aan de randen en de totale randlengte, en
    3. de verhouding tussen de lengte van de schade per zijde van de wielkast en de bevestigingslengte van die zijde aan een ander onderdeel.
    Artikel 11
    1. De bepaling van de roestschade-omvang van plaatdelen, met uitzondering van de bodemplaat en de wielkasten, geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes waarbij het hoogste percentage maatgevend is:
      1. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak en het gehele oppervlak, en
      2. de verhouding tussen de lengte van de schade aan de randen en de totale randlengte.
    2. Indien een gedeelte van een plaatdeel tevens deel uitmaakt van een langs- of dwarsligger (koker), moet dit gedeelte worden meegerekend voor de bepaling van het oppervlak dan wel de randlengte.
    Artikel 12
    1. De roestschade-omvang van de bevestiging van onderdelen, met uitzondering van de bevestiging van plaatdelen en wielkasten, wordt bepaald door een schatting te maken omtrent de afname in procenten van de sterkte van de bevestiging van het ene onderdeel aan het andere, in het gebied dat wordt omsloten door een denkbeeldige lijn gelegen op een afstand van 100 mm rondom de bevestiging.
    2. De roestschade in het gebied buiten de denkbeeldige lijn wordt buiten beschouwing gelaten.
    Artikel 13

    De beoordeling van roestschade vindt plaats:

    1. door visuele controle, terwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, en
    2. in geval van twijfel: 
      1. door gebruik te maken van een hamertje met een bolle of afgeronde kop;
      2. door middel van meten met een meetmiddel van voldoende bereik.

    Afdeling 2. Voertuigen met een volledig dragend chassis

    §1. Chassisraam
    Artikel 14
    1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
      roestschade: gedeeltelijk door corrosie verdwenen materiaal.
    2. Roestschade in het chassisraam wordt per langs- of dwarsligger dan wel per profiel uitgedrukt in procenten.
    Artikel 15
    1. De langs- en dwarsliggers en asbevestigingen van het chassisraam, de trekinrichting van een middenasaanhangwagen, en alle profielen die deel uitmaken van de ondersteuning van de draaikrans of opleggerkoppeling dan wel koppelingsplaat mogen niet meer roestschade hebben dan het percentage genoemd in annex 2 (pdf, 266kb) bij deze bijlage.
    2. De beoordeling van de roestschade-omvang van de langs- en dwarsliggers van het chassisraam geschiedt aan de hand van de lengte van de langs- en dwarsliggers tussen de draagpunten.
    3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, moeten langs- en dwarsliggers van het chassisraam die uitsluitend voor de ondersteuning van de laadvloer zijn aangebracht, als hulplangs- of hulpdwarsbalk worden aangemerkt waarop paragraaf 2 van deze afdeling van toepassing is.
    4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is op langs- en dwarsliggers en asbevestigingen van het chassisraam die zijn vervaardigd uit plaatmateriaal waarvan de dikte maximaal 2 mm bedraagt, paragraaf 2 van deze afdeling van toepassing.
    5. Op een gedeeltelijk zelfdragende carrosserie in combinatie met een chassisraam zijn voor het zelfdragende deel de eisen van afdeling 1 van toepassing.
    § 2. Overige onderdelen
    Artikel 16
    1. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
      roestschade: door corrosie over de gehele dikte verdwenen materiaal.
    2. Roestschade wordt per onderdeel of per bevestiging van een onderdeel uitgedrukt in de schade-eenheid 'E'.
    Artikel 17

    De in annex 3 (pdf, 381kb) vermelde onderdelen en bevestigingen van onderdelen van motorvoertuigen die niet zijn voorzien van een zelfdragende carrosserie en aanhangwagens met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, mogen per onderdeel dan wel per bevestiging van een onderdeel niet meer roestschade hebben dan 2E.

    Artikel 18

    Voor de bepaling van de mate van roestschade in schade-eenheden 'E', moet de volgende procedure worden gevolgd:

    1. de roestschade-omvang wordt per onderdeel of per bevestiging van een onderdeel in procenten bepaald volgens het van toepassing zijnde beoordelingsprincipe;
    2. aan de hand van annex 3 (pdf, 381kb) wordt de te hanteren roestschadegradatie bij maximaal functieverlies van het beschadigde onderdeel of de beschadigde bevestiging van een onderdeel bepaald;
    3. het percentage roestschade, bedoeld in onderdeel a, wordt vermenigvuldigd met de in roestschadegradatie, bedoeld in onderdeel b.
    Artikel 19
    1. De bepaling van de roestschade-omvang van langs- en dwarsliggers geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is: 

      1. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde deel van de omtrek en de gehele omtrek van de dwarsdoorsnede, een eventuele versterking in de langs- of dwarsligger daarbij inbegrepen. Bij de berekening van de omtrek van de dwarsdoorsnede worden de bevestigingsflenzen niet meegerekend, en
      2. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen de lengte van de schade en de werkelijke lengte van de langs- of dwarsligger tussen de draagpunten, zoals weergegeven in figuur 3, of zoals bij het betreffende onderdeel in annex 3 (pdf, 381kb)  is omschreven. Voor de bepaling van de roestschade worden de bevestigingsflenzen meegerekend.  
    2. Indien een plaatdeel samen met een voorgevormd profiel een koker vormt, wordt het geheel beoordeeld als een langs- of dwarsligger.
      dwars- of langsligger
      Figuur 3. Lengte dwars- of langsligger tussen de draagpunten
       
      Artikel 20
      1. De bepaling van de roestschade-omvang van plaatdelen geschiedt aan de hand van de volgende beoordelingsprincipes, waarbij het hoogste percentage maatgevend is:

        1. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen het beschadigde oppervlak en het gehele oppervlak, en
        2. de verhouding uitgedrukt in procenten tussen de lengte van de schade aan de randen en de totale randlengte.
      2. Indien een gedeelte van een plaatdeel tevens deel uitmaakt van een langs- of dwarsligger (koker), moet dit gedeelte worden meegerekend voor de bepaling van het oppervlak dan wel de randlengte.
      Artikel 21
      1. De roestschade-omvang van de bevestiging van onderdelen, met uitzondering van de bevestiging van plaatdelen, wordt bepaald door een schatting te maken omtrent de afname in procenten van de sterkte van de bevestiging van het ene onderdeel aan het andere in het gebied dat wordt omsloten door een denkbeeldige lijn, gelegen op een afstand van 100 mm rondom de bevestiging.
      2. De roestschade in het gebied buiten de denkbeeldige lijn wordt buiten beschouwing gelaten.
      Artikel 22

      De beoordeling van roestschade vindt plaats:

      1. door visuele controle, terwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, en
      2. in geval van twijfel: 
        1. door gebruik te maken van een hamertje met een bolle of afgeronde kop;
        2. door middel van meten met een meetmiddel van voldoende bereik.
      Afdeling 3. Roestschadereparatie
      Artikel 23

      Een roestschadereparatie moet zodanig zijn uitgevoerd dat het onderdeel, de bevestiging van het onderdeel of de sectie van de bodemplaat zijn oorspronkelijke functie weer kan vervullen.

      Artikel 24
      1. Voor alle onderdelen, bevestigingen van onderdelen of secties van de bodemplaat waarvoor een roestschadegradatie is gegeven, geldt dat:
        1. reparaties met pasklare gedeelten, waarbij elk deel deugdelijk aan het oorspronkelijke materiaal is gelast, toegestaan zijn;
        2. vervanging van delen is toegestaan mits deugdelijk gelast dan wel bevestigd met bouten, indien de oorspronkelijke bevestiging heeft plaatsgevonden door middel van bouten of klinknagels;
        3. een reparatie die niet volgens onderdeel a of b is uitgevoerd, als roestschade wordt aangemerkt en beoordeeld, waarbij de grootte van de reparatie wordt gezien als de grootte van de roestschade, tenzij anders wordt aangetoond.
      2. Onder deugdelijk gelast als genoemd in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt verstaan:
        1. kettinglassen welke ten minste 50% van de omtrek van het te lassen gedeelte bestrijken en goed zijn verdeeld over die omtrek, of
        2. proplassen (gatlassen) met ten minste een diameter van 4 mm en een onderlinge afstand van niet meer dan 20 mm.
      Artikel 25
      1. De trekinrichting van een middenasaanhangwagen, langs- en dwarsliggers en asbevestigingen die deel uitmaken van het chassisraam, bedoeld in paragraaf 1 van afdeling 2, mogen niet zijn gerepareerd met plaatdelen welke over de roestschade zijn aangebracht.
      2. In afwijking van het eerste lid mogen de trekinrichting van een middenasaanhangwagen en een aanhangwagen met een stijve dissel, langs- en dwarsliggers en asbevestigingen wel gerepareerd worden met plaatdelen welke over de roestschade zijn aangebracht, indien de dikte van deze plaatdelen ten minste gelijk is aan de grootste dikte van het te repareren deel. De plaatdelen moeten deugdelijk zijn gelast. Hieronder worden verstaan kettinglassen welke ten minste 75% van de omtrek van het te lassen gedeelte bestrijken. De lassen moeten goed zijn verdeeld over de omtrek.
      3. De profielen die deel uitmaken van de ondersteuning van de draaikrans of opleggerkoppeling dan wel koppelingsplaat mogen niet zijn gerepareerd met plaatdelen welke over de roestschade zijn aangebracht.
      Artikel 26

      Een afwijkende reparatie, zoals bedoeld in de artikelen 24 en 25 is toegestaan, indien dit door middel van documentatie van de voertuigfabrikant wordt aangetoond. De reparatie moet volgens voorschrift van de voertuigfabrikant zijn uitgevoerd.

      Artikel 27

      De beoordeling van de roestschadereparatie vindt plaats:

      1. door visuele controle, terwijl het voertuig zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, en
      2. in geval van twijfel door middel van meten met een meetmiddel van voldoende bereik.

      Rekenvoorbeelden roestschade. (pdf, 437kb) 

    Artikel 53

    Een remleiding mag niet zodanig door corrosie zijn aangetast dat deze na verwijdering van de corrosie van het oppervlak nog zogenaamde putcorrosie vertoont, zoals weergegeven in figuur 17.

    voorbeeld van remleiding met putcorrossie
    Figuur 17.Remleiding

     

    Artikel 54 Remschijf

    1. Een remschijf mag niet zodanig door corrosie zijn aangetast dat per kant de breedte van het effectieve gedeelte, over de gehele omtrek van de remschijf, minder bedraagt dan 50% van de maximumbreedte van het remblok.
    2. Onder het effectieve gedeelte, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan: een nagenoeg glad oppervlak, zonder blijvende corrosievorming ("glimmend" gedeelte).
    Toelichting

    Beoordelen handremkabel

    Binnenkabel

    Is de binnenkabel beschadigd of gebroken? Dan is dit een afkeurpunt. Ook als er maar 1 draad is beschadigd of gebroken.  

    Buitenkabel

    Beschadiging, scheurvorming of breuk van de buitenkabel is ook een afkeurpunt.  

    Beschermlaag buitenkabel

    Is de beschermlaag om de buitenkabel beschadigd, gescheurd of gebroken? Dan is dit geen afkeurpunt.  

    Tape, kit of iets vergelijkbaars aangebracht op remkabel

    Is er tape, kit of iets vergelijkbaars aangebracht? Dan beoordeelt u (de keurmeester) of het bewerkte onderdeel een onderdeel is van de remkabel of alleen een beschermende functie heeft. Om dit goed te kunnen beoordelen, verwijdert u de tape , kit of dergelijk materiaal om de buitenkabel goed te kunnen bekijken. Een remkabel mag op een deugdelijke wijze zijn gerepareerd.  

    Beoordelen remslang

    De metalen delen zoals bevestiging, wartels en koppelingen van de remslang (omcirkelt op de foto’s) moet u beoordelen volgens artikel 5.*.31 lid 1b: ‘de onderdelen van de reminrichting mogen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast". Artikel 53 van de Aanvullende permanente eisen (putcorrosie) is hierop dus niet van toepassing. De putcorrosie is wel van toepassing op dunne remleidingen (diameter is ongeveer  gelijk met de gemonteerde remleiding) die deel uitmaken van een samengestelde remslang/remleiding.

    31-2.3L.3Z.5- Beoordelen remslang31-2.3L.3Z.5- Beoordelen remslang2
    Foto:
    Delen van een remslang

    Beschadiging vacuümslang rembekrachtiger

    De vacuümslang van een rembekrachtiger mag scheuren vertonen zolang de juiste werking van de rembekrachtiger niet beïnvloed wordt. Een beschadigde vacuümslang van een rembekrachtiger mag met tape gerepareerd zijn.

    Controle wartel remslang

    Bij bepaalde typen voertuigen zit er een rubberen huls over de persverbinding van de remslang aan de wartel. Deze huls is niet altijd makkelijk met de hand te verschuiven. De persverbinding kan na een tijd gaan roesten. Als u de rubberen huls niet naar beneden kan schuiven, moet u deze aan de bovenkant met behulp van gereedschap, bijvoorbeeld een schroevendraaier opentrekken. Is de aansluiting ernstig verroest dan moet u het voertuig hierop afkeuren.  

    31 -2.3L.3Z.5.12 - Wartel remslang 2 31 -2.3L.3Z.5.12 - Wartel remslang 1 31 -2.3L.3Z.5.12 - Wartel remslang 3
    Foto:
    Remslangen

    Haarscheuren remschijven

    Heeft een remschijf haarscheuren aan het oppervlakte die zijn veroorzaakt door warmteontwikkeling? Dan is dit geen afkeurpunt.

    31 - 2,3L,3Z,5,12 - Haarscheuren remschijven
    Foto:
    Remschijf met haarscheuren

    Slijtage remschijf

    U moet een voertuig afkeuren als de remschijf zo versleten is, dat de kans op breuk onvermijdelijk is. In geval van twijfel, vermeldt u het als adviespunt (AC5) .

  2. 2.

    Een landbouw- of bosbouwtrekker moet zijn voorzien van een antiblokkeersysteem, indien het voertuig:

    a.     in gebruik is genomen na 31 december 2020;
    b.     een maximumconstructiesnelheid heeft van meer dan 60 km/h;
    c.     niet meer dan vier assen heeft; en
    d.     de technisch toegestane maximummassa meer dan 3.500 kg is.  

  3. 3.

    De rembekrachtiger en de hydraulische remkrachtregelaar moeten goed werken.
    Wijze van keuren
    Controle waarbij de rem in werking wordt gesteld bij draaiende motor.
  4. 4.

    De compressor en de drukregelaar moeten goed werken en tijdig in werking treden.
    Wijze van keuren
    Visuele controle met behulp van de dashboardmeter(s) door bij draaiende motor het rempedaal diverse malen in te trappen.
  5. 5.

    Bij hydraulische remsystemen mag bij het bedienen van het rempedaal de slag van het pedaal niet door een aanslag worden beperkt.
    Wijze van keuren
    Controle door het rempedaal in te trappen. Bij twijfel wordt het pedaal met een kracht van ten hoogste 700 N ingetrapt.
  6. 6.

    Rempedalen moeten een stroef oppervlak hebben en deugdelijk functioneren, alsmede in voorkomend geval zijn voorzien van een deugdelijke koppeling tussen het linker- en rechterrempedaal.
    Wijze van keuren
    Visuele controle
  7. 7.

    Remslangen mogen:

    1. niet in ernstige mate zijn misvormd.
    2. niet langs andere voertuigdelen schuren, en
    3. geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.
    Wijze van keuren
    Visuele controle.
    Toelichting

    Droogtescheuren remslang

    Vertoont een remslang droogtescheuren waarbij (nog) geen canvas zichtbaar is, dan vermeldt u dit niet als adviespunt op het keuringsrapport. Het is namelijk niet duidelijk of op (korte) termijn de remslang hierop afgekeurd moet worden.
  8. 8.

    Remleidingen mogen geen knikken vertonen.
    Wijze van keuren
    Visuele controle.
  9. 9.

    Wielen die zijn voorzien van een trommelrem, moeten in onberemde toestand in beide richtingen kunnen draaien zonder dat de remvoering aanloopt. De remvoering van wielen die zijn voorzien van een schijfrem, mag in onberemde toestand in beide richtingen enigszins slepen.
    Wijze van keuren
    Controle door de wielen vrij van de grond of hefinrichting met de hand rond te draaien.
  10. 10.

    De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van de remvoering.
    Wijze van keuren
    Visuele controle, terwijl het wiel met de hand wordt rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn. 
  11. 11.

    De noodzakelijke bewegingsvrijheid van de remonderdelen mag niet worden beperkt.
    Wijze van keuren
    Visuele controle.
  12. 12.

    Remcilinders moeten zijn voorzien van stofhoezen die niet in ernstige mate mogen zijn beschadigd.
    Wijze van keuren
    Visuele controle. De hoezen worden gecontroleerd voor zover dit mogelijk is zonder demontage.
    Toelichting

    Aanwezigheid stofhoezen bij drukluchtremcilinders

    Remcilinders moeten zijn voorzien van stofhoezen die niet in ernstige mate beschadigd zijn. Niet alle drukluchtremcilinders hebben dezelfde stofhoezen. Er zijn verschillende uitvoeringen, zoals:
    • Harmonicahoes
    • De stofkeerring om de remstang
    • De inwendige harmonicahoes, bij schijfremconstructies

    De inwendige harmonicahoes bij schijfremconstructies is zonder demontage niet te controleren.

    31 - 3Z,12 - Aanwezigheid stofhoezen bij drukluchtremcilinders uitwendig
    31 - 3Z,12 - Aanwezigheid stofhoezen bij drukluchtremcilinders inwendig

    Foto: Veerbooster
  13. 13.

    De onderdelen van een antiblokkeersysteem:

    a. moeten deugdelijk zijn bevestigd met de daarvoor bestemde bevestigings- en borgmiddelen;
    b. mogen niet in ernstige mate door corrosie zijn aangetast;
    c. mogen niet zijn beschadigd, gescheurd, gebroken; en
    d. mogen geen lekkage vertonen.

    Wijze van keuren
    Visuele controle
  14. 14.

    De waarschuwingsinrichting van het antiblokkeersysteem mag geen defect aangeven.

    Wijze van keuren
    Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.
  15. 15.

    Het elektronisch remsysteem moet goed werken.
    Wijze van keuren
    Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.
    Toelichting

    Elektronisch remsysteem

    Naast het ABS-systeem is er ook een elektronische variant, namelijk het EBS-systeem. Dit wordt in de APK-regelgeving gezien als het elektronische remsysteem. Er zijn ook verschillende hulpsystemen zoals bijvoorbeeld ADAS, die de bestuurder tijdens het rijden ondersteunen. Deze vallen niet onder de specifieke eis genoemd in artikel 5.*.31 van de APK-regelgeving voor het elektronisch remsysteem.