Banden
Artikel 5.8.27Actuele regelgeving
-
1.
Landbouw- of bosbouwtrekkers moeten zijn voorzien van banden of rupsbanden, waarvan het loopvlak niet bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft.
Wijze van keurenVisuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport. -
2.
De luchtbanden mogen geen beschadigingen vertonen waarbij het karkas zichtbaar is.Wijze van keurenVisuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.ToelichtingReparatie van banden met kit
Is een beschadiging van een band met bijvoorbeeld kit weggewerkt en is het karkas daardoor niet meer zichtbaar? Dan kunt u de beschadiging niet goed beoordelen. Voor een goede beoordeling moet u eerst de kit verwijderen. Dit kan door het uitoefenen van een kracht, met of zonder gereedschap. Een voertuig met een goed gerepareerde band met bijvoorbeeld Vulcanizing Compounds of een prop kunt u goedkeuren. -
3.
De luchtbanden mogen geen uitstulpingen vertonen.Wijze van keurenVisuele controle. -
4.
Het loopvlak van de banden mag geen metalen elementen bevatten die tijdens het rijden daarbuiten kunnen uitsteken.Wijze van keurenVisuele controle. -
5.
De profilering van de hoofdgroeven landbouw- of bosbouwtrekkers moet over de gehele omtrek van het loopvlak ten minste 1,6 mm bedragen, met uitzondering van slijtage-indicatoren.Wijze van keurenVisuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid. In geval van twijfel wordt de profieldiepte gemeten met een profieldieptemeter. De minimale profieldiepte wordt gemeten in de brede groeven waarin door de fabrikant de maximale diepte is bepaald, alsmede in de groeven waarin een slijtage-indicator aanwezig is.ToelichtingOpgesneden band
Is een band van een voertuig opgesneden, dan worden alle opgesneden groeven als hoofdgroeven gezien. Het is mogelijk dat niet alle oorspronkelijke hoofdgroeven zijn opgesneden. De eis van 1,6 mm profieldiepte geldt alleen als de niet opgesneden groeven, slijtage-indicatoren hebben.Nulstellen van de profielmeter
De juiste manier om een profielmeter op nul te stellen is door dit te doen op een glad deel in het loopvlak van de band. Als de profielmeter op nul is gesteld op een hard vlak, dan zal deze op een band zonder profiel toch enkele tienden van millimeters aangeven. Dat komt omdat de punt van de meetstift van de profielmeter door de veer die erachter zit altijd iets in het (zachtere) materiaal drukt. Om de juiste waarden te krijgen, moet u de profielmeter op hetzelfde materiaal op nul stellen.
De profielmeter niet op een harde ondergrond op nul stellen
Dit is de juiste manier om een profielmeter op nul te stellen
Bepalen meetbreedte profiel
Loopvlak
Deel van de band dat, gemeten symmetrisch ten opzichte van het midden, 50 mm minder bedraagt dan de breedte in de maataanduiding van de band (Loopvlak = breedte maataanduiding – 50 mm).
Hoofdgroeven
Brede groeven in het middelste gedeelte van het loopvlak van een band, wat ongeveer 75% van de breedte van het loopvlak inneemt.
Loopvlakbreedte = breedte maataanduiding – 50 mm
Meetbreedte profieldiepte = ¾ x loopvlakbreedte mm (symmetrisch ten opzicht van midden band)Voorbeeld band 385/65 x 22,5
Loopvlakbreedte = 385 – 50 = 335 mm
Meetbreedte voor profieldiepten is ¾ x 335 = 251 mm
dus t.o.v. midden band 126 mm links en 126 mm rechtsMeten profieldiepte nokbanden
Bij nokbanden kan de afstand tussen de nokken te groot zijn om op een normale manier de profieldiepte te meten met een bandenprofielmeter. De profieldiepte meet u in deze situatie door een rei of soortgelijk vlak gereedschap in z’n geheel over twee nokken te plaatsen, zoals het voorbeeld in de afbeelding. Met de bandenprofielmeter meet u vervolgens de minimale profieldiepte tussen de nokken. De dikte van de rei of soortgelijk gereedschap wordt daarbij verrekend met de meetwaarde. -
6.
De op de band aangegeven draairichting moet overeenkomen met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting van de landbouw- of bosbouwtrekker. De band moet zodanig gemonteerd zijn dat dit overeenkomt met de door de bandenfabrikant aangebrachte markering op de band die de draairichting of de binnenkant of buitenkant aangeeft.Wijze van keurenVisuele controleToelichtingDraairichting banden
De draairichting van een band is alleen van belang als de term "rotation" op de band staat. De aanduiding "binnenkant" of "buitenkant" staat niet altijd even duidelijk op een band vermeld. De binnenkant van de band kan worden aangegeven met de term "INNER SIDE". Bij dubbele montage wordt de aanduiding die de binnenkant of de buitenkant aangeeft bij het binnenste wiel buiten beschouwing gelaten.
-
7.
De waarschuwingsinrichting van het controlesysteem voor de bandenspanning van landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen na 31 december 2017, mag geen defect aangeven.Wijze van keurenVisuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.