Toegestane lichten en retroreflectoren
Artikel 5.8.57Actuele regelgeving
-
1.
Landbouw- of bosbouwtrekkers mogen zijn voorzien van:
- meerdere grote lichten, tegelijkertijd mogen niet meer dan vier grote lichten werken;
- twee extra dimlichten
- twee extra stadslichten;
- twee extra achterlichten;
- twee mistvoorlichten
- één of twee mistachterlichten
- parkeerlichten
- zijrichtingaanwijzers aan de zijkanten van het voertuig;
- witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig;
- ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig, indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m; de achterste retroreflector aan de zijkant mag rood zijn;
- één of twee achteruitrijlichten;
- twee staaklichten;
- twee extra richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten aan de voor- en achterzijde van het voertuig;
- twee of vier markeringslichten aan de voorzijde en twee of vier markeringslichten aan de achterzijde van het voertuig;
- zijmarkeringslichten;
- lijnmarkering aan de zijkant en volledige contourmarkering of lijnmarkering aan de achterzijde van het voertuig, waarbij het bepaalde in bijlage VIII, artikel 153, van toepassing is;
- manoeuvreerlichten aan elke zijkant van het voertuig;
- werklichten;
- een derde remlicht;
- twee dagrijlichten;
- twee bochtlichten;
- twee hoeklichten;
- achterkentekenplaatverlichting, indien deze niet reeds op grond van artikel 5.8.51, eerste lid, aanhef en onderdeel, verplicht is;
- markering van de breedte aan de voor- en achterzijde van het voertuig die voldoet aan de in de Aanvullende permanente eisen, artikelen 132 tot en met 133, gestelde eisen;
- één rode retroreflector aan de achterzijde van het voertuig, in de vorm van een afgeknotte driehoek die is voorzien van een goedkeuringsmerk waarbij het bepaalde in de Aanvullende permanente eisen, artikel 123 van toepassing is, indien deze niet reeds op grond van artikel 5.8.51, eerste lid, aanhef en onderdeel k, verplicht is.
Wijze van keurenOnderdelen a tot en met i: visuele controle.
Onderdeel j: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.
Onderdelen k tot en met y: visuele controle.
Aanvullende permanente eisenArtikel 153
- Opvallende markeringen zijn niet verplicht voor voertuigen in gebruik bij de in artikel 29, eerste lid, van het RVV 1990 bedoelde diensten, die de daar genoemde signalen mogen voeren.
- In plaats van lijnmarkering mag aan de achterzijde van het voertuig volledige contourmarkering zijn aangebracht.
- In plaats van lijnmarkering mag aan de zijkant van het voertuig gedeeltelijke of volledige contourmarkering zijn aangebracht.
- In het geval van gedeeltelijke contourmarkering wordt iedere bovenhoek beschreven door twee lijnen loodrecht op elkaar en ieder ten minste 0,25 m lang. Indien het niet mogelijk is de lijnen loodrecht op elkaar aan te brengen, moet zoveel mogelijk de contour van het voertuig worden gevolgd.
- Het materiaal van opvallende markeringen voldoet aan VN/ECE-reglement 104.
- Lijnmarkeringen en de onderste elementen van contourmarkeringen mogen niet hoger zijn gemonteerd dan 2,50 m.
- Opvallende markeringen worden als doorlopend beschouwd, indien de onderbrekingen niet groter zijn dan 1,00 m.
- Binnen een volledige contourmarkering aan de zijkant van het voertuig mogen retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen zijn aangebracht waarvan het materiaal voldoet aan VN/ECE-reglement 104, klasse D of E, met dien verstande dat deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van de contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. In ieder geval mogen de retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen niet meer dan een derde deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de volledige contourmarkering uitmaken.
- Aan de eis, als bedoeld in het vijfde en achtste lid, wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.
Artikel 123
Rode retroreflectoren in de vorm van een afgeknotte driehoek moeten zijn voorzien van een goedkeuringsmerk zoals weergegeven in figuur 32.
Artikel 132
- De breedtemarkering moet bestaan uit:
- een vierkant bord van ten minste 0,42 m bij 0,42 m of een rechthoekig bord van ten minste 0,28 m bij 0,56 m of 0,14 m bij 0,80 m, voorzien van parallel lopende diagonale strepen die afwisselend wit en fluorescerend of retroreflecterend rood zijn, en een breedte hebben van niet minder dan 0,07 m en niet meer dan 0,10 m, en
- ten minste één wit respectievelijk rood licht, indien het voertuig, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwtrekker, landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat onderscheidenlijk die niet breder is dan 3,00 m, zich verplaatst bij nacht.
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, mag de breedtemarkering van een motorrijtuig met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwtrekker, landbouw- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk bestaan uit een vierkant bord of signalisatiefolie van ten minste 0,28 m bij 0,28 m of tweemaal ten minste drie vlakken van 0,14 m bij 0,14 m, voorzien van parallel lopende diagonale strepen die afwisselend wit en fluorescerend of retroreflecterend rood zijn, en een breedte hebben van niet minder dan 0,07 m en niet meer dan 0,10 m.
Artikel 133
- Het bord of de signalisatiefolie, bedoeld in artikel 132, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, wordt aangebracht in een verticaal vlak loodrecht op de lengteas van het voertuig, waarbij de afstand van het wegdek tot de onderzijde van het bord niet minder dan 0,25 m, en tot de bovenzijde niet meer dan 1,90 m bedraagt. Indien dit in verband met de constructie niet mogelijk is, mag de afstand tot de bovenzijde van het bord meer dan 1,90 m doch niet meer dan 2,30 m bedragen, zoals weergegeven in figuur 38.
- Het bord wordt aan de voor- en achterzijde van het voertuig, de in de breedte uitstekende lading of het verwisselbaar uitrustingsstuk aangebracht, zodanig dat zoveel mogelijk de grootste breedte wordt aangegeven, zonder dat het bord de breedte vergroot.
- Het witte en het rode licht, bedoeld in artikel 132, eerste lid, onderdeel b, worden zodanig aan de voor- onderscheidenlijk achterzijde van het voertuig aangebracht, dat zij zoveel mogelijk de grootste breedte aangeven, waarbij de afstand tot de lichten gemeten vanaf het breedste punt van de lading of het verwisselbaar uitrustingsstuk naar binnen toe niet meer dan 0,10 m bedraagt.
- Het witte en het rode licht moeten duidelijk zichtbaar zijn voor het tegemoetkomende respectievelijk achteropkomende verkeer.
- Het eerste lid is niet van toepassing op motorrijtuigen met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwtrekkers, landbouw- of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken.
ToelichtingLijnmarkering
Lijnmarkering is een horizontale, doorlopende lijn in de lengte of breedte. De onderbreking van de doorlopende lijn mag niet meer dan 1 meter zijn. Er staat niet precies omschreven waar de lijnmarkering begint of eindigt. De lijnmarkering moet zoveel mogelijk de horizontale dimensie (lengte en breedte) van het voertuig weergeven.
Plaatsing markeringslicht
De plaats van het markeringslicht(en) in de lengterichting van het voertuig, wordt niet voorgeschreven.
Gebruik rode retroreflectoren
Landbouw- en bosbouwtrekkers mogen aan de achterkant extra rode retroreflectoren hebben. -
2.
Lichten en retroreflecterende voorzieningen die ingevolge artikel 5.8.51 verplicht zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemd tijdstip in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die voor of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen mits wordt voldaan aan de in artikel 5.8.53 met betrekking tot die lichten gestelde eisen.Wijze van keurenVisuele controle