Plaatsing lichten en retroreflectoren

Artikel 5.8.61

Actuele regelgeving

  1. 1.

    De richtingaanwijzers, stadslichten, parkeerlichten, achterlichten en retroreflector aan de achterzijde, bedoeld in de artikelen 5.8.51 en 5.8.57, moeten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,50 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.
    Wijze van keuren
    Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.
    Toelichting

    Plaatsing markeringslicht

    De plaats van het markeringslicht(en) in de lengterichting van het voertuig, wordt niet voorgeschreven.