Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen mbt identificatie

Artikel 5.8.1

Actuele regelgeving

  1. 1.

    De landbouw- of bosbouwtrekker moet in overeenstemming zijn met de op de voor het voertuig afgegeven kentekencard en in het kentekenregister omtrent het voertuig vermelde gegevens.
    Wijze van keuren
    Visuele controle. Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport is het bepaalde in de Aanvullende permanente eisen, artikelen 2 en 3, van toepassing.
    Aanvullende permanente eisen

    Artikel 2

    De volgende gegevens, voor zover in het kentekenregister vermeld, moeten in overeenstemming zijn met het voertuig:

    1. kenteken.
    2. voertuigidentificatienummer.
    3. brandstof dan wel brandstoffen, waarbij:

      ‘A’ staat voor alcohol;
      ‘B’ staat voor benzine;
      'C’ staat voor LNG;
      ‘D’ staat voor diesel;
      ‘E’ staat voor elektriciteit;
      ‘E/B’, ‘E/D’, ‘E/G’ of een andere combinatie waarin een 'E' voorkomt, staat voor hybride;
      ‘G’ staat voor LPG;
      ‘H’ staat voor CNG;
      ‘W’ staat voor waterstof.

      Een combinatie van brandstoffen wordt aangeduid met meerdere letters.

      Indien in het kentekenregister de brandstofcode 'C', ‘G’ of ‘H’ niet is vermeld, mogen de volgende onderdelen van een LNG-, LPG- of CNG-installatie niet zijn gemonteerd:
      1. verdamper, drukregelaar of ander brandstofdoseringssysteem. Een uitlaatstift, die bij een luchtgekoelde motor als verdamper fungeert, hoeft niet te worden verwijderd;
      2. LNG-, LPG-, of CNG tank;
      3. gasafsluiter;
      4. gasmengstuk;
      5. inspuitstukken, tenzij deze definitief zijn afgeplugd;
      6. inspuitstukadapter, tenzij deze definitief is afgeplugd;
      7. buitenvulklep, tenzij deze definitief is afgeplugd;
      8. hogedrukleiding, met uitzondering van het gedeelte, dat rechtstreeks vast tegen de onderzijde van het voertuig is bevestigd.
    4. wielbasis.
      Bij personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg, de wielbasis waarbij deze niet meer dan 2,0 % mag afwijken van de waarde die in het kentekenregister is vermeld. Bij twijfel wordt de wielbasis gemeten. Indien de wielbasis van fabriekswege links en rechts verschilt, wordt de gemiddelde waarde als wielbasis aangemerkt;
    5. aanwezigheid van een koppeling.
      Indien het een bedrijfsauto of een bus betreft met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg en in het kentekenregister geen waarde voor de afstandsmaat van de voorzijde van het voertuig tot het hart van de koppeling is vermeld, mag geen koppeling op de bedrijfsauto of bus zijn gemonteerd. Dit geldt niet indien het een brandweerauto betreft waarvoor blijkens het kentekenregister een kentekenbewijs is afgegeven vóór 12 december 1983;
    6. aanwezigheid van meerdere koppelingen.
      Indien op de bedrijfsauto of bus met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg meerdere koppelingen zijn gemonteerd, moet van elke koppeling de waarde voor de afstand van de voorzijde van het voertuig tot het hart van de koppeling in het kentekenregister zijn vermeld. Dit geldt niet indien het een vangmuilkoppeling ten behoeve van een besturing betreft;
    7. aantal cilinders.
      Bij personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg, wordt het aantal cilinders bij twijfel gecontroleerd. De controle op het aantal cilinders blijft achterwege als het een wankelmotor betreft.

    Artikel 3

    1. Een personenauto, bedrijfsauto, bus, landbouw- of bosbouwtrekker of aanhangwagen of driewielig motorrijtuig moet zijn voorzien van gele retroreflecterende kentekenplaten, voor een aanhangwagen één, voor een driewielig motorrijtuig één of twee platen, welke aan de linkerzijde zijn voorzien van een in het laminaat geïntegreerd Eurosymbool. Hiervan zijn uitgezonderd: 
      1. voertuigen waarvoor in het kentekenregister de toestemming tot het voeren van kentekenplaten model 18.2 staat vermeld; deze voertuigen mogen zijn voorzien van het kleine model kentekenplaten;
      2. voertuigen in gebruik genomen vóór 1 januari 1978; deze voertuigen mogen zijn voorzien van donkerblauwe kentekenplaten;
      3. taxi’s moeten zijn voorzien van lichtblauwe kentekenplaten als bedoeld in de Regeling kentekens en kentekenplaten, en
      4. voertuigen waarvoor tijdelijke kentekenplaten, voor een aanhangwagen één, voor een driewielig motorrijtuig één of twee platen, zijn afgegeven tot en met de op de kentekenplaat vermelde maand.
    2. Personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen en gekentekende aanhangwagens mogen geen andere kentekenplaten voeren dan vermeld in deze bijlage.
    Toelichting

    Voertuigidentificatienummer (VIN) niet aanwezig, niet leesbaar

    Voordat u een voertuig APK gaat keuren, moet u het VIN controleren. U mag het voertuig niet keuren als het VIN van het voertuig ontbreekt, niet leesbaar of niet overeenkomt met het kentekenregister. Dit staat omschreven in Regeling erkenning keuringsbevoegdheid APK, artikel 27 (lid 4). Ontbreekt het VIN of is het niet leesbaar, laat dan de eigenaar van het voertuig zelf contact opnemen met de RDW.

    Brandstofsysteem LPG, CNG of LNG

    Staat er in het kentekenregister bij brandstof alleen een G, H of C en het voertuig is voorzien van  een tweede ‘benzine’ brandstofsysteem dat niet vermeld staat in het register? Dan moet u het voertuig op dit punt  goedkeuren. In een aantal situaties komt het voor dat de brandstof benzine niet is opgenomen in het register. Dit benzine brandstofsysteem wordt (vaak) gebruikt om het voertuig eventueel te starten of in noodsituaties.

    Dual-fuel

    De brandstof die wordt gebruikt om bij te mengen (dual-fuel) hoeft voor de uitvoering van de APK niet geregistreerd te zijn in het kentekenregister. De motor van het voertuig mag niet alleen kunnen draaien op de brandstof die wordt gebruikt om bij te mengen. Hierdoor vervalt ook de controle van de Aanvullende permanente eisen artikel 2 c 1 tot en met 8.

  2. 2.

    De landbouw- of bosbouwtrekker moet aan de achterzijde zijn voorzien van de juiste kentekenplaat.
    Wijze van keuren
    Visuele controle. Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, artikelen 2 en 3, van toepassing.
    Aanvullende permanente eisen

    Artikel 2

    De volgende gegevens, voor zover in het kentekenregister vermeld, moeten in overeenstemming zijn met het voertuig:

    1. kenteken.
    2. voertuigidentificatienummer.
    3. brandstof dan wel brandstoffen, waarbij:

      ‘A’ staat voor alcohol;
      ‘B’ staat voor benzine;
      'C’ staat voor LNG;
      ‘D’ staat voor diesel;
      ‘E’ staat voor elektriciteit;
      ‘E/B’, ‘E/D’, ‘E/G’ of een andere combinatie waarin een 'E' voorkomt, staat voor hybride;
      ‘G’ staat voor LPG;
      ‘H’ staat voor CNG;
      ‘W’ staat voor waterstof.

      Een combinatie van brandstoffen wordt aangeduid met meerdere letters.

      Indien in het kentekenregister de brandstofcode 'C', ‘G’ of ‘H’ niet is vermeld, mogen de volgende onderdelen van een LNG-, LPG- of CNG-installatie niet zijn gemonteerd:
      1. verdamper, drukregelaar of ander brandstofdoseringssysteem. Een uitlaatstift, die bij een luchtgekoelde motor als verdamper fungeert, hoeft niet te worden verwijderd;
      2. LNG-, LPG-, of CNG tank;
      3. gasafsluiter;
      4. gasmengstuk;
      5. inspuitstukken, tenzij deze definitief zijn afgeplugd;
      6. inspuitstukadapter, tenzij deze definitief is afgeplugd;
      7. buitenvulklep, tenzij deze definitief is afgeplugd;
      8. hogedrukleiding, met uitzondering van het gedeelte, dat rechtstreeks vast tegen de onderzijde van het voertuig is bevestigd.
    4. wielbasis.
      Bij personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg, de wielbasis waarbij deze niet meer dan 2,0 % mag afwijken van de waarde die in het kentekenregister is vermeld. Bij twijfel wordt de wielbasis gemeten. Indien de wielbasis van fabriekswege links en rechts verschilt, wordt de gemiddelde waarde als wielbasis aangemerkt;
    5. aanwezigheid van een koppeling.
      Indien het een bedrijfsauto of een bus betreft met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg en in het kentekenregister geen waarde voor de afstandsmaat van de voorzijde van het voertuig tot het hart van de koppeling is vermeld, mag geen koppeling op de bedrijfsauto of bus zijn gemonteerd. Dit geldt niet indien het een brandweerauto betreft waarvoor blijkens het kentekenregister een kentekenbewijs is afgegeven vóór 12 december 1983;
    6. aanwezigheid van meerdere koppelingen.
      Indien op de bedrijfsauto of bus met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg meerdere koppelingen zijn gemonteerd, moet van elke koppeling de waarde voor de afstand van de voorzijde van het voertuig tot het hart van de koppeling in het kentekenregister zijn vermeld. Dit geldt niet indien het een vangmuilkoppeling ten behoeve van een besturing betreft;
    7. aantal cilinders.
      Bij personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg, wordt het aantal cilinders bij twijfel gecontroleerd. De controle op het aantal cilinders blijft achterwege als het een wankelmotor betreft.

    Artikel 3

    1. Een personenauto, bedrijfsauto, bus, landbouw- of bosbouwtrekker of aanhangwagen of driewielig motorrijtuig moet zijn voorzien van gele retroreflecterende kentekenplaten, voor een aanhangwagen één, voor een driewielig motorrijtuig één of twee platen, welke aan de linkerzijde zijn voorzien van een in het laminaat geïntegreerd Eurosymbool. Hiervan zijn uitgezonderd: 
      1. voertuigen waarvoor in het kentekenregister de toestemming tot het voeren van kentekenplaten model 18.2 staat vermeld; deze voertuigen mogen zijn voorzien van het kleine model kentekenplaten;
      2. voertuigen in gebruik genomen vóór 1 januari 1978; deze voertuigen mogen zijn voorzien van donkerblauwe kentekenplaten;
      3. taxi’s moeten zijn voorzien van lichtblauwe kentekenplaten als bedoeld in de Regeling kentekens en kentekenplaten, en
      4. voertuigen waarvoor tijdelijke kentekenplaten, voor een aanhangwagen één, voor een driewielig motorrijtuig één of twee platen, zijn afgegeven tot en met de op de kentekenplaat vermelde maand.
    2. Personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen en gekentekende aanhangwagens mogen geen andere kentekenplaten voeren dan vermeld in deze bijlage.
    Toelichting

    Doorgeknipte kentekenplaat

    Een voertuig moet  kentekenplaten hebben met daarop de juiste letter/cijfercombinatie. Is een kentekenplaat  doorgeknipt, dan zijn er meerdere kentekenplaten. Op geen van deze kentekenplaten staat de juiste letter/cijfercombinatie. U mag een voertuig met een doorgeknipte kentekenplaat niet goedkeuren.

    Kunststof kentekenplaat

    In de regelgeving staat niets vermeld over het materiaal van de kentekenplaat. De kentekenplaat mag van kunststof zijn. Een sticker is niet toegestaan.

  3. 3.

    Kentekenplaten moeten zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk en moeten deugdelijk zijn bevestigd.
    Wijze van keuren
    Visuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.
  4. 4.

    De kentekenplaat mag niet zijn afgeschermd en het kenteken moet goed leesbaar zijn.
    Wijze van keuren
    Visuele controle, waarbij letters en cijfers volledig zichtbaar moeten zijn indien de waarnemer op een afstand van 20,00 m achter het midden van de landbouw- of bosbouwtrekker staat.
    Toelichting

    De zichtbaarheid van de cijfers en letters op de kentekenplaat

    In de wijze van keuren staat dat de letters en cijfers van de kentekenplaat volledig zichtbaar moeten zijn. Hiermee wordt bedoeld dat u de cijfers en letters goed moet kunnen zien. Dit geldt ook voor de scheidingstekens (streepjes tussen de combinatie) en de duplicaatcode. Is een van de scheidingstekens of de duplicaatcode afgeschermd, dan mag u dat niet goedkeuren. Ook al zijn alle letters en cijfers nog wel zichtbaar.

  5. 5.

    Het voertuigidentificatienummer moet in het chassis, frame of soortgelijke structuur zijn ingeslagen en goed leesbaar zijn.
    Wijze van keuren
    Visuele controle
    Toelichting

    Ingeslagen voertuigidentificatienummer (VIN)

    VIN (ook wel chassisnummer genoemd) kan op meerdere, vaste voertuigdelen zijn ingeslagen. Het is voldoende als het op 1 plaats leesbaar is.
    Op de foto ziet u dat het plaatje met het VIN op de carrosserie is bevestigd met een puntlasverbinding. Dit mag u bij de APK accepteren.

    1 - 2 3L 3Z 5 12 - Ingeslagen voertuigidentificatienummer(VIN)

    Voertuigidentificatienummer (VIN) niet aanwezig, niet leesbaar

    Voordat u een voertuig APK gaat keuren, moet u het VIN controleren. U mag het voertuig niet keuren als het VIN van het voertuig ontbreekt, niet leesbaar of niet overeenkomt met het kentekenregister. Dit staat omschreven in Regeling erkenning keuringsbevoegdheid APK, artikel 27 (lid 4). Ontbreekt het VIN of is het niet leesbaar, laat dan de eigenaar van het voertuig zelf contact opnemen met de RDW.

    Wanneer is een voertuigidentificatienummer (VIN) goed leesbaar?

    Alle letters en cijfers van het VIN moeten goed zijn ingeslagen en vanuit de leespositie leesbaar zijn. Als een van de letters of cijfers op zijn kop of in spiegelbeeld is ingeslagen is het VIN niet goed leesbaar.
  6. 6.

    Landbouw- of bosbouwtrekkers in gebruik genomen na 30 juni 2009, moeten zijn voorzien van één of meerdere constructieplaten die goed leesbaar zijn en waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister, met dien verstande dat de technisch toegestane maximummassa’s die op de constructieplaten zijn vermeld ten minste gelijk zijn aan de massa’s die zijn aangegeven in het kentekenregister.     
    Wijze van keuren
    Visuele controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.
  7. 7.

    Het eerste lid is tot 1 januari 2022 niet van toepassing op landbouw- of bosbouwtrekkers die in gebruik zijn genomen voor 1 januari 2021.
  8. 8.

    Het tweede tot en met het vierde lid zijn tot 1 januari 2025 niet van toepassing op landbouw- of bosbouwtrekkers die in gebruik zijn genomen voor 1 januari 2021 en waarop ingevolge artikel III van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de implementatie van richtlijn 2014/45/EU alsmede ter invoering van een registratie- en kentekenplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid, mobiele machines en aanhangwagens die uitsluitend bestemd zijn om daardoor te worden voortbewogen en het niet meer toelaten tot het verkeer van nieuwe motorrijtuigen met beperkte snelheid (Stb. 2020, 167) geen kenteken behoorlijk zichtbaar aanwezig hoeft te zijn.