Remvertraging bedrijfsrem

Artikel 5.5.38

Actuele regelgeving

  1. 1.

      Driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen na 31 maart 1990, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg:

    1. ten minste 4,5 m/s2 bedraagt bij een pedaalkracht van niet meer dan 500 N onderscheidenlijk bij een kracht op de remhendel van niet meer dan 200 N;
    2. ten minste 4,0 m/s2 bedraagt bij een pedaalkracht van niet meer dan 700 N onderscheidenlijk bij een kracht op de remhendel van niet meer dan 200 N, indien het een voertuig betreft dat voor 1 april 1997 in gebruik is genomen en dat is bestemd voor het vervoer van goederen;
    3. in geval van een gecombineerde reminrichting:
      1°. bij gebruik van de gecombineerde reminrichting ten minste 4,5 m/s2 bedraagt, en
      2°. bij gebruik van de andere bedrijfsrem of hulprem ten minste 2,2 m/s2 bedraagt.
    Wijze van keuren
    De controle moet plaatsvinden door middel van een beproeving op de weg. De snelheid moet bij de aanvang van de remproef ongeveer 50 km/h bedragen. De remvertraging wordt met een elektronische zelfregistrerende remvertragingsmeter als volgt vastgesteld:
    1. indien op de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven, geldt deze waarde als de minimaal behaalde remvertraging;
    2. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a kan worden vastgesteld, geldt de waarde die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten waarden die gelijk of groter zijn aan de minimaal vereiste remvertraging en gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;
    3. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a of b kan worden vastgesteld, geldt als remvertraging de waarde die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:
      1°. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de hoogst behaalde waarde van remvertraging bepalend;
      2°. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de waarde van de behaalde remvertraging vlak vóór deze stijging bepalend.

    Indien op een remtestinrichting kan worden vastgesteld dat de remvertraging voldoet kan de beproeving op de weg achterwege gelaten worden. De bij de remproef behaalde remvertraging wordt berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg.

    Toelichting

    Remberekeningen voor bepalen remwerking en overzicht remvertragingen

    Remberekeningen en remvertraging. (pdf, 205kb)

    Remproef algemeen

    Het voertuig moet in de rollenremtestbank kunnen dan wel op de platenremtestbank passen. Het voertuig moet in voorwaartse rijrichting getest worden. Als de remmentestbank na de remproef een resultaat aangeeft, is de remtest geslaagd. Voor de platenremtestbank maakt het niet uit als er (delen van) banden buiten/binnen de remplaten uitsteken.

    Remkracht per wiel en per as

    Per wiel moet u vaststellen of de rem werkt. Daarnaast moet u per as het remverschil bepalen. Dus elke as moet u apart op de remmentestbank testen. (RV artikel 5.*.38) (APE Hoofdstuk 1, afdeling 2).

    Demonteren wielen

    Buiten aanhangwagens mag u geen wielen van het voertuig demonteren om de remtest te kunnen uitvoeren.

    Gebruik remvertragingsmeter

    In de onderstaande gevallen mag u een remproef op de weg uitvoeren met behulp van een goedgekeurde remvertragingsmeter:

    1. Als het voertuig te laag is om op een remmentestbank te worden getest.
    2. Als het voertuig breder is dan 2,60 m.
    3. Als het voertuig een permanente niet-uitschakelbare vierwielaandrijving heeft.
    4. Als het voertuig een te kleine wieldiameter heeft om op de rollenremtestbank te worden geremd.
    5. Als het niet mogelijk is om elke as van een asstel afzonderlijk te remmen op een remmentestbank.
    6. Als het om een aanhangwagen gaat met in elkaars verlengde pendelassen (diepladers)

    Maximale remkrachten buiten meetbereik van de remmentestbank

    Soms komt het voor dat de remkracht die het voertuig opbrengt groter is dan de maximale remkracht waarden die een remmentestbank op de schaal (meetbereik) kan aangeven. Als de remvertraging wordt gehaald met de remkracht die de remmentestbank maximaal kan aangeven, is het akkoord. Als de remvertraging niet wordt gehaald dan mag u het voertuig niet keuren en moet u het voertuig op een remmentestbank met een groter meetbereik testen.

    Remproef van een trike op een remmentestbank

    Als u de remvertraging van een trike vaststelt met behulp van een remmentestbank dan is het bepalen van de remvertraging op de achteras voldoende. Als de remvertraging wordt gehaald, kan het voertuig goedgekeurd worden. De voorwielrem moet wel werken. Als de vereiste remvertraging niet wordt gehaald kunt u met een goedgekeurde remvertragingsmeter een remproef op de weg uitvoeren.

  2. 2.

    Driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van meer dan 400 kg, in gebruik genomen na 26 november 1975 doch vóór 1 april 1990, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 4,0 m/s2 bedraagt bij een pedaalkracht van niet meer dan 700 N onderscheidenlijk bij een kracht op de remhendel van niet meer dan 200 N.
    Wijze van keuren
    De controle moet plaatsvinden door middel van een beproeving op de weg. De snelheid moet bij de aanvang van de remproef ongeveer 50 km/h bedragen. De remvertraging wordt met een elektronische zelfregistrerende remvertragingsmeter als volgt vastgesteld:
    1. indien op de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven, geldt deze waarde als de minimaal behaalde remvertraging;
    2. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a kan worden vastgesteld, geldt de waarde die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten waarden die gelijk of groter zijn aan de minimaal vereiste remvertraging en gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;
    3. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a of b kan worden vastgesteld, geldt als remvertraging de waarde die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:
      1. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de hoogst behaalde waarde van remvertraging bepalend;
      2. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de waarde van de behaalde remvertraging vlak vóór deze stijging bepalend.

    Indien op een remtestinrichting kan worden vastgesteld dat de remvertraging voldoet kan de beproeving op de weg achterwege gelaten worden. De bij de remproef behaalde remvertraging wordt berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg.

    Toelichting

    Remberekeningen voor bepalen remwerking en overzicht remvertragingen

    Remberekeningen en remvertraging. (pdf, 205kb)

    Remproef algemeen

    Het voertuig moet in de rollenremtestbank kunnen dan wel op de platenremtestbank passen. Het voertuig moet in voorwaartse rijrichting getest worden. Als de remmentestbank na de remproef een resultaat aangeeft, is de remtest geslaagd. Voor de platenremtestbank maakt het niet uit als er (delen van) banden buiten/binnen de remplaten uitsteken.

    Remkracht per wiel en per as

    Per wiel moet u vaststellen of de rem werkt. Daarnaast moet u per as het remverschil bepalen. Dus elke as moet u apart op de remmentestbank testen. (RV artikel 5.*.38) (APE Hoofdstuk 1, afdeling 2).

    Demonteren wielen

    Buiten aanhangwagens mag u geen wielen van het voertuig demonteren om de remtest te kunnen uitvoeren.

    Gebruik remvertragingsmeter

    In de onderstaande gevallen mag u een remproef op de weg uitvoeren met behulp van een goedgekeurde remvertragingsmeter:

    1. Als het voertuig te laag is om op een remmentestbank te worden getest.
    2. Als het voertuig breder is dan 2,60 m.
    3. Als het voertuig een permanente niet-uitschakelbare vierwielaandrijving heeft.
    4. Als het voertuig een te kleine wieldiameter heeft om op de rollenremtestbank te worden geremd.
    5. Als het niet mogelijk is om elke as van een asstel afzonderlijk te remmen op een remmentestbank.
    6. Als het om een aanhangwagen gaat met in elkaars verlengde pendelassen (diepladers)

    Maximale remkrachten buiten meetbereik van de remmentestbank

    Soms komt het voor dat de remkracht die het voertuig opbrengt groter is dan de maximale remkracht waarden die een remmentestbank op de schaal (meetbereik) kan aangeven. Als de remvertraging wordt gehaald met de remkracht die de remmentestbank maximaal kan aangeven, is het akkoord. Als de remvertraging niet wordt gehaald dan mag u het voertuig niet keuren en moet u het voertuig op een remmentestbank met een groter meetbereik testen.

    Remproef van een trike op een remmentestbank

    Als u de remvertraging van een trike vaststelt met behulp van een remmentestbank dan is het bepalen van de remvertraging op de achteras voldoende. Als de remvertraging wordt gehaald, kan het voertuig goedgekeurd worden. De voorwielrem moet wel werken. Als de vereiste remvertraging niet wordt gehaald kunt u met een goedgekeurde remvertragingsmeter een remproef op de weg uitvoeren.

  3. 3.

    Driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van niet meer dan 400 kg, in gebruik genomen na 26 november 1975 doch vóór 1 april 1990, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 4,0 m/s2 bedraagt, welke waarde bij voertuigen met twee reminrichtingen moet worden gehaald bij gebruik van beide remmen tezamen; bij gebruik van elke der reminrichtingen afzonderlijk moet de remvertraging ten minste 1,7 m/s2 bedragen.
    Wijze van keuren
    De controle moet plaatsvinden door middel van een beproeving op de weg. De snelheid moet bij de aanvang van de remproef ongeveer 50 km/h bedragen. De remvertraging wordt met een elektronische zelfregistrerende remvertragingsmeter als volgt vastgesteld:
    1. indien op de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven, geldt deze waarde als de minimaal behaalde remvertraging;
    2. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a kan worden vastgesteld, geldt de waarde die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten waarden die gelijk of groter zijn aan de minimaal vereiste remvertraging en gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;
    3. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a of b kan worden vastgesteld, geldt als remvertraging de waarde die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:
      1. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de hoogst behaalde waarde van remvertraging bepalend;
      2. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de waarde van de behaalde remvertraging vlak vóór deze stijging bepalend.

    Indien op een remtestinrichting kan worden vastgesteld dat de remvertraging voldoet kan de beproeving op de weg achterwege gelaten worden. De bij de remproef behaalde remvertraging wordt berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg.

    Toelichting

    Remberekeningen voor bepalen remwerking en overzicht remvertragingen

    Remberekeningen en remvertraging. (pdf, 205kb)

    Remproef algemeen

    Het voertuig moet in de rollenremtestbank kunnen dan wel op de platenremtestbank passen. Het voertuig moet in voorwaartse rijrichting getest worden. Als de remmentestbank na de remproef een resultaat aangeeft, is de remtest geslaagd. Voor de platenremtestbank maakt het niet uit als er (delen van) banden buiten/binnen de remplaten uitsteken.

    Remkracht per wiel en per as

    Per wiel moet u vaststellen of de rem werkt. Daarnaast moet u per as het remverschil bepalen. Dus elke as moet u apart op de remmentestbank testen. (RV artikel 5.*.38) (APE Hoofdstuk 1, afdeling 2).

    Demonteren wielen

    Buiten aanhangwagens mag u geen wielen van het voertuig demonteren om de remtest te kunnen uitvoeren.

    Gebruik remvertragingsmeter

    In de onderstaande gevallen mag u een remproef op de weg uitvoeren met behulp van een goedgekeurde remvertragingsmeter:

    1. Als het voertuig te laag is om op een remmentestbank te worden getest.
    2. Als het voertuig breder is dan 2,60 m.
    3. Als het voertuig een permanente niet-uitschakelbare vierwielaandrijving heeft.
    4. Als het voertuig een te kleine wieldiameter heeft om op de rollenremtestbank te worden geremd.
    5. Als het niet mogelijk is om elke as van een asstel afzonderlijk te remmen op een remmentestbank.
    6. Als het om een aanhangwagen gaat met in elkaars verlengde pendelassen (diepladers)

    Maximale remkrachten buiten meetbereik van de remmentestbank

    Soms komt het voor dat de remkracht die het voertuig opbrengt groter is dan de maximale remkracht waarden die een remmentestbank op de schaal (meetbereik) kan aangeven. Als de remvertraging wordt gehaald met de remkracht die de remmentestbank maximaal kan aangeven, is het akkoord. Als de remvertraging niet wordt gehaald dan mag u het voertuig niet keuren en moet u het voertuig op een remmentestbank met een groter meetbereik testen.

    Remproef van een trike op een remmentestbank

    Als u de remvertraging van een trike vaststelt met behulp van een remmentestbank dan is het bepalen van de remvertraging op de achteras voldoende. Als de remvertraging wordt gehaald, kan het voertuig goedgekeurd worden. De voorwielrem moet wel werken. Als de vereiste remvertraging niet wordt gehaald kunt u met een goedgekeurde remvertragingsmeter een remproef op de weg uitvoeren.

  4. 4.

    Driewielige motorrijtuigen, in gebruik genomen voor 27 november 1975, moeten zijn voorzien van een bedrijfsrem waarvan de remvertraging op een droge of nagenoeg droge en ongeveer horizontaal liggende weg ten minste 3,8 m/s2 bedraagt, welke waarde bij voertuigen met twee reminrichtingen moet worden gehaald bij gebruik van beide remmen tezamen.
    Wijze van keuren
    De controle moet plaatsvinden door middel van een beproeving op de weg. De snelheid moet bij de aanvang van de remproef ongeveer 50 km/h bedragen. De remvertraging wordt met een elektronische zelfregistrerende remvertragingsmeter als volgt vastgesteld:
    1. indien op de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven, geldt deze waarde als de minimaal behaalde remvertraging;
    2. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a kan worden vastgesteld, geldt de waarde die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld, door het gemiddelde te nemen van alle gemeten waarden die gelijk of groter zijn aan de minimaal vereiste remvertraging en gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;
    3. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a of b kan worden vastgesteld, geldt als remvertraging de waarde die met behulp van de grafiek op de registratiestrook als volgt is vastgesteld:
      1. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de hoogst behaalde waarde van remvertraging bepalend;
      2. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging van de remvertraging is waar te nemen, is de waarde van de behaalde remvertraging vlak vóór deze stijging bepalend.
    Indien op een remtestinrichting kan worden vastgesteld dat de remvertraging voldoet kan de beproeving op de weg achterwege gelaten worden. De bij de remproef behaalde remvertraging wordt berekend door de remkrachten bij elkaar op te tellen en vervolgens te delen door de in het kentekenregister vermelde massa van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg.
    Toelichting

    Remproef algemeen

    Het voertuig moet in de rollenremtestbank kunnen dan wel op de platenremtestbank passen. Het voertuig moet in voorwaartse rijrichting getest worden. Als de remmentestbank na de remproef een resultaat aangeeft, is de remtest geslaagd. Voor de platenremtestbank maakt het niet uit als er (delen van) banden buiten/binnen de remplaten uitsteken.

    Remkracht per wiel en per as

    Per wiel moet u vaststellen of de rem werkt. Daarnaast moet u per as het remverschil bepalen. Dus elke as moet u apart op de remmentestbank testen. (RV artikel 5.*.38) (APE Hoofdstuk 1, afdeling 2).

    Demonteren wielen

    Buiten aanhangwagens mag u geen wielen van het voertuig demonteren om de remtest te kunnen uitvoeren.

    Gebruik remvertragingsmeter

    In de onderstaande gevallen mag u een remproef op de weg uitvoeren met behulp van een goedgekeurde remvertragingsmeter:

    1. Als het voertuig te laag is om op een remmentestbank te worden getest.
    2. Als het voertuig breder is dan 2,60 m.
    3. Als het voertuig een permanente niet-uitschakelbare vierwielaandrijving heeft.
    4. Als het voertuig een te kleine wieldiameter heeft om op de rollenremtestbank te worden geremd.
    5. Als het niet mogelijk is om elke as van een asstel afzonderlijk te remmen op een remmentestbank.
    6. Als het om een aanhangwagen gaat met in elkaars verlengde pendelassen (diepladers)

    Maximale remkrachten buiten meetbereik van de remmentestbank

    Soms komt het voor dat de remkracht die het voertuig opbrengt groter is dan de maximale remkracht waarden die een remmentestbank op de schaal (meetbereik) kan aangeven. Als de remvertraging wordt gehaald met de remkracht die de remmentestbank maximaal kan aangeven, is het akkoord. Als de remvertraging niet wordt gehaald dan mag u het voertuig niet keuren en moet u het voertuig op een remmentestbank met een groter meetbereik testen.

    Remproef van een trike op een remmentestbank

    Als u de remvertraging van een trike vaststelt met behulp van een remmentestbank dan is het bepalen van de remvertraging op de achteras voldoende. Als de remvertraging wordt gehaald, kan het voertuig goedgekeurd worden. De voorwielrem moet wel werken. Als de vereiste remvertraging niet wordt gehaald kunt u met een goedgekeurde remvertragingsmeter een remproef op de weg uitvoeren.

  5. 5.

    De bedrijfsrem van driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van minder dan 400 kg, in gebruik genomen na 31 maart 1990, en van driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van meer dan 400 kg moet op alle wielen werken.
    Wijze van keuren
    Terwijl de wielen zich vrij van de grond bevinden, wordt het rempedaal licht ingetrapt dan wel de remhendel licht ingedrukt, en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd.
  6. 6.

    Driewielige motorrijtuigen mogen op een droge of nagenoeg droge weg niet uitbreken ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as.
    Wijze van keuren
    Indien een remproef op de weg wordt uitgevoerd moet de snelheid bij aanvang van de remproef ongeveer 50 km/u bedragen. Indien gebruik wordt gemaakt van een remtestinrichting mag het verschil in remkrachten tussen de wielen op één as niet meer bedragen dan 30% van de hoogst gemeten remkracht, waarbij de wielen niet blokkeren.