Overeenstemmen van het voertuig met de voertuiggegevens alsmede eisen m.b.t. identificatie

Artikel 5.5.1

Actuele regelgeving

  1. 1.

    Het driewielige motorrijtuig moet in overeenstemming zijn met de op de voor het voertuig afgegeven kentekencard, dan wel het kentekenbewijs en in het kentekenregister omtrent het voertuig vermelde gegevens.
    Wijze van keuren
    Visuele controle, tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, artikelen 2 en 3, van toepassing.
    Aanvullende permanente eisen

    Artikel 2

    De volgende gegevens, voor zover in het kentekenregister vermeld, moeten in overeenstemming zijn met het voertuig:

    1. kenteken.
    2. voertuigidentificatienummer.
    3. brandstof dan wel brandstoffen, waarbij:

      ‘A’ staat voor alcohol;
      ‘B’ staat voor benzine;
      'C’ staat voor LNG;
      ‘D’ staat voor diesel;
      ‘E’ staat voor elektriciteit;
      ‘E/B’, ‘E/D’, ‘E/G’ of een andere combinatie waarin een 'E' voorkomt, staat voor hybride;
      ‘G’ staat voor LPG;
      ‘H’ staat voor CNG;
      ‘W’ staat voor waterstof.

      Een combinatie van brandstoffen wordt aangeduid met meerdere letters.

      Indien in het kentekenregister de brandstofcode 'C', ‘G’ of ‘H’ niet is vermeld, mogen de volgende onderdelen van een LNG-, LPG- of CNG-installatie niet zijn gemonteerd:
      1. verdamper, drukregelaar of ander brandstofdoseringssysteem. Een uitlaatstift, die bij een luchtgekoelde motor als verdamper fungeert, hoeft niet te worden verwijderd;
      2. LNG-, LPG-, of CNG tank;
      3. gasafsluiter;
      4. gasmengstuk;
      5. inspuitstukken, tenzij deze definitief zijn afgeplugd;
      6. inspuitstukadapter, tenzij deze definitief is afgeplugd;
      7. buitenvulklep, tenzij deze definitief is afgeplugd;
      8. hogedrukleiding, met uitzondering van het gedeelte, dat rechtstreeks vast tegen de onderzijde van het voertuig is bevestigd.
    4. wielbasis.
      Bij personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg, de wielbasis waarbij deze niet meer dan 2,0 % mag afwijken van de waarde die in het kentekenregister is vermeld. Bij twijfel wordt de wielbasis gemeten. Indien de wielbasis van fabriekswege links en rechts verschilt, wordt de gemiddelde waarde als wielbasis aangemerkt;
    5. aanwezigheid van een koppeling.
      Indien het een bedrijfsauto of een bus betreft met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg en in het kentekenregister geen waarde voor de afstandsmaat van de voorzijde van het voertuig tot het hart van de koppeling is vermeld, mag geen koppeling op de bedrijfsauto of bus zijn gemonteerd. Dit geldt niet indien het een brandweerauto betreft waarvoor blijkens het kentekenregister een kentekenbewijs is afgegeven vóór 12 december 1983;
    6. aanwezigheid van meerdere koppelingen.
      Indien op de bedrijfsauto of bus met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg meerdere koppelingen zijn gemonteerd, moet van elke koppeling de waarde voor de afstand van de voorzijde van het voertuig tot het hart van de koppeling in het kentekenregister zijn vermeld. Dit geldt niet indien het een vangmuilkoppeling ten behoeve van een besturing betreft;
    7. aantal cilinders.
      Bij personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg, wordt het aantal cilinders bij twijfel gecontroleerd. De controle op het aantal cilinders blijft achterwege als het een wankelmotor betreft.

    Artikel 3

    1. Een personenauto, bedrijfsauto, bus, landbouw- of bosbouwtrekker of aanhangwagen of driewielig motorrijtuig moet zijn voorzien van gele retroreflecterende kentekenplaten, voor een aanhangwagen één, voor een driewielig motorrijtuig één of twee platen, welke aan de linkerzijde zijn voorzien van een in het laminaat geïntegreerd Eurosymbool. Hiervan zijn uitgezonderd: 
      1. voertuigen waarvoor in het kentekenregister de toestemming tot het voeren van kentekenplaten model 18.2 staat vermeld; deze voertuigen mogen zijn voorzien van het kleine model kentekenplaten;
      2. voertuigen in gebruik genomen vóór 1 januari 1978; deze voertuigen mogen zijn voorzien van donkerblauwe kentekenplaten;
      3. taxi’s moeten zijn voorzien van lichtblauwe kentekenplaten als bedoeld in de Regeling kentekens en kentekenplaten, en
      4. voertuigen waarvoor tijdelijke kentekenplaten, voor een aanhangwagen één, voor een driewielig motorrijtuig één of twee platen, zijn afgegeven tot en met de op de kentekenplaat vermelde maand.
    2. Personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen en gekentekende aanhangwagens mogen geen andere kentekenplaten voeren dan vermeld in deze bijlage.
    Toelichting

    Voertuigidentificatienummer (VIN) niet aanwezig, niet leesbaar

    Vóór aanvang van de keuring moet het VIN gecontroleerd worden. Er mag geen keuring uitgevoerd worden als het VIN van het voertuig ontbreekt, niet leesbaar of niet in overeenstemming is met het kentekenregister. Dit staat omschreven in Regeling erkenning keuringsbevoegdheid APK, artikel 27 (lid 4).

    Afwijkingen tussen het VIN uit het kentekenregister met het voertuig kan verschillende oorzaken hebben, u kunt hierover contact opnemen met RDW, Technisch Kennis Centrum (TKC). Als het VIN ontbreekt of niet leesbaar is verwijst u de aanvrager van de APK door naar RDW.

    Brandstofsysteem LPG, CNG of LNG

    Staat er in het kentekenregister bij brandstof alleen een G, H of C en het voertuig is voorzien van  een tweede ‘benzine’ brandstofsysteem dat niet vermeld staat in het register? Dan moet u het voertuig op dit punt  goedkeuren. In een aantal situaties komt het voor dat de brandstof benzine niet is opgenomen in het register. Dit benzine brandstofsysteem wordt (vaak) gebruikt om het voertuig eventueel te starten of in noodsituaties.

  2. 2.

    Het driewielige motorrijtuig moet aan de achterzijde en mag aan de voorzijde zijn voorzien van de juiste kentekenplaat.
    Wijze van keuren
    Visuele controle, tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen, artikelen 2 en 3, van toepassing.
    Aanvullende permanente eisen

    Artikel 2

    De volgende gegevens, voor zover in het kentekenregister vermeld, moeten in overeenstemming zijn met het voertuig:

    1. kenteken.
    2. voertuigidentificatienummer.
    3. brandstof dan wel brandstoffen, waarbij:

      ‘A’ staat voor alcohol;
      ‘B’ staat voor benzine;
      'C’ staat voor LNG;
      ‘D’ staat voor diesel;
      ‘E’ staat voor elektriciteit;
      ‘E/B’, ‘E/D’, ‘E/G’ of een andere combinatie waarin een 'E' voorkomt, staat voor hybride;
      ‘G’ staat voor LPG;
      ‘H’ staat voor CNG;
      ‘W’ staat voor waterstof.

      Een combinatie van brandstoffen wordt aangeduid met meerdere letters.

      Indien in het kentekenregister de brandstofcode 'C', ‘G’ of ‘H’ niet is vermeld, mogen de volgende onderdelen van een LNG-, LPG- of CNG-installatie niet zijn gemonteerd:
      1. verdamper, drukregelaar of ander brandstofdoseringssysteem. Een uitlaatstift, die bij een luchtgekoelde motor als verdamper fungeert, hoeft niet te worden verwijderd;
      2. LNG-, LPG-, of CNG tank;
      3. gasafsluiter;
      4. gasmengstuk;
      5. inspuitstukken, tenzij deze definitief zijn afgeplugd;
      6. inspuitstukadapter, tenzij deze definitief is afgeplugd;
      7. buitenvulklep, tenzij deze definitief is afgeplugd;
      8. hogedrukleiding, met uitzondering van het gedeelte, dat rechtstreeks vast tegen de onderzijde van het voertuig is bevestigd.
    4. wielbasis.
      Bij personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg, de wielbasis waarbij deze niet meer dan 2,0 % mag afwijken van de waarde die in het kentekenregister is vermeld. Bij twijfel wordt de wielbasis gemeten. Indien de wielbasis van fabriekswege links en rechts verschilt, wordt de gemiddelde waarde als wielbasis aangemerkt;
    5. aanwezigheid van een koppeling.
      Indien het een bedrijfsauto of een bus betreft met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg en in het kentekenregister geen waarde voor de afstandsmaat van de voorzijde van het voertuig tot het hart van de koppeling is vermeld, mag geen koppeling op de bedrijfsauto of bus zijn gemonteerd. Dit geldt niet indien het een brandweerauto betreft waarvoor blijkens het kentekenregister een kentekenbewijs is afgegeven vóór 12 december 1983;
    6. aanwezigheid van meerdere koppelingen.
      Indien op de bedrijfsauto of bus met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg meerdere koppelingen zijn gemonteerd, moet van elke koppeling de waarde voor de afstand van de voorzijde van het voertuig tot het hart van de koppeling in het kentekenregister zijn vermeld. Dit geldt niet indien het een vangmuilkoppeling ten behoeve van een besturing betreft;
    7. aantal cilinders.
      Bij personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg, wordt het aantal cilinders bij twijfel gecontroleerd. De controle op het aantal cilinders blijft achterwege als het een wankelmotor betreft.

    Artikel 3

    1. Een personenauto, bedrijfsauto, bus, landbouw- of bosbouwtrekker of aanhangwagen of driewielig motorrijtuig moet zijn voorzien van gele retroreflecterende kentekenplaten, voor een aanhangwagen één, voor een driewielig motorrijtuig één of twee platen, welke aan de linkerzijde zijn voorzien van een in het laminaat geïntegreerd Eurosymbool. Hiervan zijn uitgezonderd: 
      1. voertuigen waarvoor in het kentekenregister de toestemming tot het voeren van kentekenplaten model 18.2 staat vermeld; deze voertuigen mogen zijn voorzien van het kleine model kentekenplaten;
      2. voertuigen in gebruik genomen vóór 1 januari 1978; deze voertuigen mogen zijn voorzien van donkerblauwe kentekenplaten;
      3. taxi’s moeten zijn voorzien van lichtblauwe kentekenplaten als bedoeld in de Regeling kentekens en kentekenplaten, en
      4. voertuigen waarvoor tijdelijke kentekenplaten, voor een aanhangwagen één, voor een driewielig motorrijtuig één of twee platen, zijn afgegeven tot en met de op de kentekenplaat vermelde maand.
    2. Personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen en gekentekende aanhangwagens mogen geen andere kentekenplaten voeren dan vermeld in deze bijlage.
    Toelichting

    Kentekenplaat model 18.2 (Amerikaanse plaat)

    Staat er onder bijzonderheden in het kentekenregister "Kentekenplaat model 18.2 toegestaan" dan mag het voertuig aan de voor- of achterkant een kentekenplaat model 18.2 hebben. Voor de APK is een combinatie van een kentekenplaat model 18.2 en een ‘standaard’ kentekenplaat toegestaan.

    Kentekenplaat model 18.2 is een kentekenplaat met afwijkende afmetingen. De plaat heeft de volgende afmetingen: een breedte van 31 cm en een hoogte van 11 cm.

    Kunststof kentekenplaat

    In de regelgeving staat niets vermeld over het materiaal van de kentekenplaat. De kentekenplaat mag van kunststof zijn. Een sticker is niet toegestaan.

    Afscherming eurosymbool door een sticker

    Is het eurosymbool afgeschermd door een sticker en is daardoor het eurosymbool niet te controleren? Dan mag u het voertuig niet goedkeuren. Er is dan geen juiste kentekenplaat aanwezig.

    Doorgeknipte kentekenplaat

    Een voertuig moet  kentekenplaten hebben met daarop de juiste letter/cijfercombinatie. Is een kentekenplaat  doorgeknipt, dan zijn er meerdere kentekenplaten. Op geen van deze kentekenplaten staat de juiste letter/cijfercombinatie. U mag een voertuig met een doorgeknipte kentekenplaat niet goedkeuren.

  3. 3.

    Het voertuigidentificatienummer moet in het chassis of frame zijn ingeslagen en moet goed leesbaar zijn.
    Wijze van keuren
    Visuele controle.
    Toelichting

    Voertuigidentificatienummer (VIN) niet aanwezig, niet leesbaar

    Vóór aanvang van de keuring moet het VIN gecontroleerd worden. Er mag geen keuring uitgevoerd worden als het VIN van het voertuig ontbreekt, niet leesbaar of niet in overeenstemming is met het kentekenregister. Dit staat omschreven in Regeling erkenning keuringsbevoegdheid APK, artikel 27 (lid 4).

    Afwijkingen tussen het VIN uit het kentekenregister met het voertuig kan verschillende oorzaken hebben, u kunt hierover contact opnemen met RDW, Technisch Kennis Centrum (TKC). Als het VIN ontbreekt of niet leesbaar is verwijst u de aanvrager van de APK door naar RDW.

    Wanneer is een voertuigidentificatienummer (VIN) goed leesbaar?

    Alle letters en cijfers van het VIN moeten goed zijn ingeslagen en vanuit de leespositie leesbaar zijn. Als een van de letters of cijfers op zijn kop of in spiegelbeeld is ingeslagen is het VIN niet goed leesbaar.
  4. 4.

    De kentekenplaten moeten deugdelijk zijn bevestigd en zijn voorzien van het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk.
    Wijze van keuren
    Visuele controle. Aan de eis van het goedkeuringsmerk, wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.
  5. 5.

    De kentekenplaat aan de achterzijde mag niet zijn afgeschermd en het kenteken moet goed leesbaar zijn.
    Wijze van keuren
    Visuele controle, waarbij de letters en cijfers volledig zichtbaar moeten zijn indien de waarnemer op een afstand van 20,00 m achter het midden van het driewielig motorrijtuig staat.
    Toelichting

    De zichtbaarheid van de cijfers en letters op de kentekenplaat

    In de wijze van keuren staat dat de letters en cijfers van de kentekenplaat volledig zichtbaar moeten zijn. Hiermee wordt bedoeld dat u de cijfers en letters goed moet kunnen zien. Dit geldt ook voor de scheidingstekens (streepjes tussen de combinatie) en de duplicaatcode. Is een van de scheidingstekens of de duplicaatcode afgeschermd, dan mag u dat niet goedkeuren. Ook al zijn alle letters en cijfers nog wel zichtbaar.