Toegestane lichten en retroreflectoren

Artikel 5.3.57

Actuele regelgeving

  1. 1.

    Bedrijfsauto's  mogen zijn voorzien van:

    1. twee mistvoorlichten;
    2. meerdere grote lichten, tegelijkertijd mogen niet meer dan vier grote lichten werken;
    3. twee extra stadslichten;
    4. twee extra achterlichten;
    5. twee extra markeringslichten die zichtbaar zijn aan de voorzijde en twee extra markeringslichten die zichtbaar zijn aan de achterzijde van het voertuig, indien deze lichten reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht zijn;
    6. twee of vier markeringslichten die zichtbaar zijn aan de voorzijde en twee of vier markeringslichten die zichtbaar zijn aan de achterzijde van het voertuig, indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht zijn.;
    7. twee staaklichten;
    8. één extra mistachterlicht;
    9. extra achteruitrijlichten;
    10. parkeerlichten;
    11. twee extra richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten aan de voor- en achterzijde van het voertuig;
    12. extra zijrichtingaanwijzers aan beide zijkanten van het voertuig;
    13. waarschuwingsknipperlichten aan het meest naar achteren gelegen gedeelte van de zich aan de zij- of achterkant van het voertuig bevindende laad- en losklep in horizontale stand;
    14. ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m, de achterste retroreflector aan de zijkant mag rood zijn;
    15. witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig;
    16. zijmarkeringslichten, indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht zijn, waarbij Aanvullende permanente eisen,
      artikelen 119 tot en met 122, van toepassing is;
    17. werklichten;
    18. een derde remlicht, indien dit niet reeds ingevolge artikel 5.3.51 verplicht is, aangebracht overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.3.51, eerste lid, onderdeel p;
    19. in afwijking van onderdeel r, mogen bij bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg twee extra remlichten worden aangebracht, indien het derde remlicht niet binnen 0,15 m vanaf het middenlangsvlak kan worden bevestigd;
    20. n.v.t. voor lichte bedrijfsauto’s;
    21. twee dagrijlichten;
    22. ;twee bochtlichten;
    23. twee hoeklichten:
    24. n.v.t. voor lichte bedrijfsauto’s;
    25. volledige contourmarkering, gedeeltelijke contourmarkering of lijnmarkering, aan de zijkant en volledige contourmarkering of lijnmarkering aan de achterkant van het voertuig, voor zover deze niet reeds ingevolge
      artikel 5.3.51  verplicht is; hierbij is Aanvullende permanente eisen, artikel 153, van toepassing;
    26. één manoeuvreerlicht aan elke zijkant van het voertuig.
    Wijze van keuren
    Onderdelen a tot en met r: visuele controle.
    Onderdeel s: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.
    Onderdelen t tot en met z: visuele controle.
    Aanvullende permanente eisen

    Artikel 119

    Zijmarkeringslichten en ambergele retroreflectoren moeten zijn aangebracht aan elke zijkant van het voertuig.

    Artikel 120

    1. Zijmarkeringslichten en ambergele retroreflectoren moeten op de volgende wijze zijn geplaatst:
      1. indien het voertuig langer is dan 6,00 m, moet ten minste één zijmarkeringslicht en één retroreflector zich in het middelste derde gedeelte van het voertuig bevinden;
      2. de onderlinge afstand tussen de zijmarkeringslichten en de onderlinge afstand tussen de retroreflectoren mag niet meer dan 4.00 m bedragen,
      3. de afstand van het meest naar voren gelegen zijmarkeringslicht en van de meest naar voren gelegen retroreflector tot de uiterste voorzijde van het voertuig mag niet meer dan 4,00 m bedragen,
      4. de afstand van het meest naar achteren gelegen zijmarkeringslicht en van de meest naar achteren gelegen retroreflector tot de uiterste achterzijde van het voertuig mag niet meer dan 1,00 m bedragen.
    2. Indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m, dan wel in het kentekenregister wordt aangeduid als kaal chassis, mag zich, bij verdeling van de lengte van het voertuig in drie gelijke delen, één zijmarkeringslicht op het voorste derde gedeelte en één zijmarkeringslicht op het achterste derde gedeelte van de lengte van het voertuig bevinden, waarbij één aanwezig zijmarkeringslicht volstaat.

    Artikel 121

    1. Zijmarkeringslichten en ambergele retroreflectoren moeten zijn aangebracht op een hoogte van niet minder dan 0,25 m doch niet meer dan 1,50 m boven het wegdek. Indien het in verband met de constructie van het voertuig niet mogelijk is, mogen de zijmarkeringslichten zijn aangebracht op een hoogte van meer dan 1,50 m doch niet meer dan 2,10 m boven het wegdek.
    2. In afwijking van het eerste lid mogen de zijmarkeringslichten en ambergele retroreflectoren bij een landbouw- of bosbouwtrekker, landbouw- of bosbouwaanhangwagen, verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk of mobiele machine niet meer dan 2,50 m boven het wegdek zijn aangebracht.

    Artikel 122

    De in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst:

    1. door middel van visuele controle;
    2. in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.

    Artikel 153

    1. Opvallende markeringen zijn niet verplicht voor voertuigen in gebruik bij de in artikel 29, eerste lid, van het RVV 1990 bedoelde diensten, die de daar genoemde signalen mogen voeren.
    2. In plaats van lijnmarkering mag aan de achterzijde van het voertuig volledige contourmarkering zijn aangebracht.
    3. In plaats van lijnmarkering mag aan de zijkant van het voertuig gedeeltelijke of volledige contourmarkering zijn aangebracht.
    4. In het geval van gedeeltelijke contourmarkering wordt iedere bovenhoek beschreven door twee lijnen loodrecht op elkaar en ieder ten minste 0,25 m lang. Indien het niet mogelijk is de lijnen loodrecht op elkaar aan te brengen, moet zoveel mogelijk de contour van het voertuig worden gevolgd.
    5. Het materiaal van opvallende markeringen voldoet aan VN/ECE-reglement 104.
    6. Lijnmarkeringen en de onderste elementen van contourmarkeringen mogen niet hoger zijn gemonteerd dan 2,50 m.
    7. Opvallende markeringen worden als doorlopend beschouwd, indien de onderbrekingen niet groter zijn dan 1,00 m.
    8. Binnen een volledige contourmarkering aan de zijkant van het voertuig mogen retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen zijn aangebracht waarvan het materiaal voldoet aan VN/ECE-reglement 104, klasse D of E, met dien verstande dat deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van de contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. In ieder geval mogen de retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen niet meer dan een derde deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de volledige contourmarkering uitmaken.
    9. Aan de eis, als bedoeld in het vijfde en achtste lid, wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.

     

    Toelichting

    Plaatsing markeringslicht

    De plaats van het markeringslicht(en) in de lengterichting van het voertuig, wordt niet voorgeschreven.

    Dynamische knipperlichten (richtingaanwijzers)

    De richtingaanwijzers van een voertuig kunnen dynamisch zijn uitgevoerd. Dat wil zeggen dat de vorm van de lichten wijzigt als deze werken. Bij richtingaanwijzers kunnen ze bijvoorbeeld bewegen in de richting waarin het voertuig afslaat. Een voorbeeld ziet u op onderstaande afbeelding. Deze dynamische lichten zijn geen afkeurpunt als de lichten niet zijn beschadigd en voldoen aan de overige eisen zoals kleur.
    Dynamisch licht bedrijfsauto licht

    Dynamisch markeringslicht

    De markeringslichten van een voertuig kunnen dynamisch zijn uitgevoerd. Dat wil zeggen dat de vorm van de lichten wijzigt als deze werken. Bij markeringslichten kunnen ze bijvoorbeeld bewegen in een cirkel. Een voorbeeld ziet u op onderstaande afbeelding. Deze dynamische lichten zijn geen afkeurpunt als de lichten niet zijn beschadigd en voldoen aan de overige eisen zoals kleur.

    dynamisch markeringlicht
    Foto: Dynamisch markeringslicht
  2. 2.

    Lichten en retroreflecterende voorzieningen die ingevolge artikel 5.3.51 verplicht zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemd tijdstip in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die voor of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen mits wordt voldaan aan de in artikel 5.3.53 met betrekking tot die lichten gestelde eisen.
    Wijze van keuren
    Visuele controle
  3. 3.

    Bedrijfsauto's  mogen zijn voorzien van extra rode retroreflectoren aan de achterzijde en extra ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig.
    Wijze van keuren
    Visuele controle
  4. 4.

    De extra achteruitrijlichten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, mogen aan de zijkant van het voertuig zijn gemonteerd.
    Wijze van keuren
    Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.