Verplichte lichten en retroreflectoren
Artikel 5.12.51Actuele regelgeving
-
1.
Aanhangwagens moeten zijn voorzien van:- twee stadslichten indien het voertuig breder is dan 1,60 m en na 30 juni 1967 in gebruik is genomen;
- twee richtingaanwijzers aan de achterzijde van het voertuig;
- twee achterlichten;
- twee remlichten;
- achterkentekenplaatverlichting;
- twee rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig;
- één mistachterlicht indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; het mistachterlicht moet zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig;
- twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 is gebruik is genomen;
- ambergele retroreflectoren aan elke zijkant van het voertuig, de achterste retroreflector aan de zijkant mag rood zijn. Hierbij is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen,
artikelen 119 tot en met 122, van toepassing; - twee markeringslichten die zichtbaar zijn aan de voorzijde en twee die zichtbaar zijn aan de achterzijde van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en breder is dan 2,10 m, dan wel voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen en breder is dan 2,60 m;
- zijmarkeringslichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m. Hierbij is het bepaalde in Aanvullende permanente eisen,
artikelen 119 tot en met 122, van toepassing; - één achteruitrijlicht indien het voertuig na 31 december 2012 in gebruik is genomen;
- lijnmarkering aan de achterzijde, indien het voertuig breder is dan 2,10 m, na
31 december 2012 in gebruik is genomen en de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3.500 kg; hierbij is Aanvullende permanente eisen, artikel 153, van toepassing; - lijnmarkering aan de zijkant indien het voertuig langer is dan 6,00 m, na 31 december 2012 in gebruik is genomen en de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3.500 kg; hierbij is Aanvullende permanente eisen,
artikel 153, van toepassing.
Wijze van keurenOnderdeel a: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.
Onderdelen b tot en met i: visuele controle.
Onderdelen j tot en met n: visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.
Aanvullende permanente eisenArtikel 119
Zijmarkeringslichten en ambergele retroreflectoren moeten zijn aangebracht aan elke zijkant van het voertuig.
Artikel 120
- Zijmarkeringslichten en ambergele retroreflectoren moeten op de volgende wijze zijn geplaatst:
- indien het voertuig langer is dan 6,00 m, moet ten minste één zijmarkeringslicht en één retroreflector zich in het middelste derde gedeelte van het voertuig bevinden;
- de onderlinge afstand tussen de zijmarkeringslichten en de onderlinge afstand tussen de retroreflectoren mag niet meer dan 4.00 m bedragen,
- de afstand van het meest naar voren gelegen zijmarkeringslicht en van de meest naar voren gelegen retroreflector tot de uiterste voorzijde van het voertuig mag niet meer dan 4,00 m bedragen,
- de afstand van het meest naar achteren gelegen zijmarkeringslicht en van de meest naar achteren gelegen retroreflector tot de uiterste achterzijde van het voertuig mag niet meer dan 1,00 m bedragen.
- Indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m, dan wel in het kentekenregister wordt aangeduid als kaal chassis, mag zich, bij verdeling van de lengte van het voertuig in drie gelijke delen, één zijmarkeringslicht op het voorste derde gedeelte en één zijmarkeringslicht op het achterste derde gedeelte van de lengte van het voertuig bevinden, waarbij één aanwezig zijmarkeringslicht volstaat.
Artikel 121
- Zijmarkeringslichten en ambergele retroreflectoren moeten zijn aangebracht op een hoogte van niet minder dan 0,25 m doch niet meer dan 1,50 m boven het wegdek. Indien het in verband met de constructie van het voertuig niet mogelijk is, mogen de zijmarkeringslichten zijn aangebracht op een hoogte van meer dan 1,50 m doch niet meer dan 2,10 m boven het wegdek.
- In afwijking van het eerste lid mogen de zijmarkeringslichten en ambergele retroreflectoren bij een landbouw- of bosbouwtrekker, landbouw- of bosbouwaanhangwagen, verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk of mobiele machine niet meer dan 2,50 m boven het wegdek zijn aangebracht.
Artikel 122
De in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst:
- door middel van visuele controle;
- in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.
Artikel 153
- Opvallende markeringen zijn niet verplicht voor voertuigen in gebruik bij de in artikel 29, eerste lid, van het RVV 1990 bedoelde diensten, die de daar genoemde signalen mogen voeren.
- In plaats van lijnmarkering mag aan de achterzijde van het voertuig volledige contourmarkering zijn aangebracht.
- In plaats van lijnmarkering mag aan de zijkant van het voertuig gedeeltelijke of volledige contourmarkering zijn aangebracht.
- In het geval van gedeeltelijke contourmarkering wordt iedere bovenhoek beschreven door twee lijnen loodrecht op elkaar en ieder ten minste 0,25 m lang. Indien het niet mogelijk is de lijnen loodrecht op elkaar aan te brengen, moet zoveel mogelijk de contour van het voertuig worden gevolgd.
- Het materiaal van opvallende markeringen voldoet aan VN/ECE-reglement 104.
- Lijnmarkeringen en de onderste elementen van contourmarkeringen mogen niet hoger zijn gemonteerd dan 2,50 m.
- Opvallende markeringen worden als doorlopend beschouwd, indien de onderbrekingen niet groter zijn dan 1,00 m.
- Binnen een volledige contourmarkering aan de zijkant van het voertuig mogen retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen zijn aangebracht waarvan het materiaal voldoet aan VN/ECE-reglement 104, klasse D of E, met dien verstande dat deze geen nadelige invloed hebben op de effectiviteit van de contourmarkering en de verplichte lichten en retroreflecterende voorzieningen. In ieder geval mogen de retroreflecterende cijfers, letters of afbeeldingen niet meer dan een derde deel van de totale oppervlakte binnen de omtrek van de volledige contourmarkering uitmaken.
- Aan de eis, als bedoeld in het vijfde en achtste lid, wordt niet getoetst tijdens de algemene periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport.
ToelichtingDynamische knipperlichten (richtingaanwijzers)
De richtingaanwijzers van een voertuig kunnen dynamisch zijn uitgevoerd. Dat wil zeggen dat de vorm van de lichten wijzigt als deze werken. Bij richtingaanwijzers kunnen ze bijvoorbeeld bewegen in de richting waarin het voertuig afslaat. Een voorbeeld ziet u op onderstaande afbeelding. Deze dynamische lichten zijn geen afkeurpunt als de lichten niet zijn beschadigd en voldoen aan de overige eisen zoals kleur.
Lijnmarkering
Lijnmarkering is een horizontale, doorlopende lijn in de lengte of breedte. De onderbreking van de doorlopende lijn mag niet meer dan 1 meter zijn. Er staat niet precies omschreven waar de lijnmarkering begint of eindigt. De lijnmarkering moet zoveel mogelijk de horizontale dimensie (lengte en breedte) van het voertuig weergeven.
Dynamisch markeringslicht
De markeringslichten van een voertuig kunnen dynamisch zijn uitgevoerd. Dat wil zeggen dat de vorm van de lichten wijzigt als deze werken. Bij markeringslichten kunnen ze bijvoorbeeld bewegen in een cirkel. Een voorbeeld ziet u op onderstaande afbeelding. Deze dynamische lichten zijn geen afkeurpunt als de lichten niet zijn beschadigd en voldoen aan de overige eisen zoals kleur.
Foto: Dynamisch markeringslicht
Plaatsing markeringslicht
De plaats van het markeringslicht(en) in de lengterichting van het voertuig, wordt niet voorgeschreven.