Plaatsing lichten en retroreflectoren
Artikel 5.12.61Actuele regelgeving
-
1.
Bij aanhangwagens in gebruik genomen na 31 december 1967 moeten de verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.12.51 en 5.12.57 zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,50 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig. Voor richtingaanwijzers geldt de eerste volzin slechts voor zover de aanhangwagen in gebruik is genomen na 31 december 1997.Wijze van keurenVisuele controle; in geval van twijfel wordt gemeten.ToelichtingPlaatsing markeringslicht
De plaats van het markeringslicht(en) in de lengterichting van het voertuig, wordt niet voorgeschreven.
-
2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, moeten de stadslichten zijn aangebracht op een afstand van niet meer dan 0,25 m vanaf het punt van de grootste breedte van het voertuig.Wijze van keurenVisuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten. -
3.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de achteruitrijlichten, remlichten, de achterkenteken-plaatverlichting, de markering aan de achterzijde van het voertuig, mistachterlichten en werklichten.